Aantekeningen voor toets étape 5 en 6 cl 3

vocabulaire LDT 64
félicitations - gefeliciteerd
bravo - bravo / goed gedaan
génial - te gek
super - super
c'est bien - het is goed
bien joué - goed gespeeld
c'est dommage - het is jammer
bête - stom
nul - waardeloos
je suis déçu(e) - ik ben teleurgesteld
quel gâchis - wat een troep
quel gaspillage - wat een verspilling
oh, mince - verdorie
tant pis - jammer dan
1 / 11
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with text slides.

Items in this lesson

vocabulaire LDT 64
félicitations - gefeliciteerd
bravo - bravo / goed gedaan
génial - te gek
super - super
c'est bien - het is goed
bien joué - goed gespeeld
c'est dommage - het is jammer
bête - stom
nul - waardeloos
je suis déçu(e) - ik ben teleurgesteld
quel gâchis - wat een troep
quel gaspillage - wat een verspilling
oh, mince - verdorie
tant pis - jammer dan

Slide 1 - Slide

grammaire LDT 66
Acties uit het nabije verleden:
venir de + heel ww

Je viens de jeter les déchets = Ik heb net het afval weggegooid

Acties in de nabije toekomst:
aller + heel ww

Je vais jeter les déchets = Ik ga zo het afval weggooien

Slide 2 - Slide

grammaire LDT 66
venir (de):
je viens
tu viens
il/elle/on vient
nous venons
vous venez
ils/elles viennent

aller:
je vais
tu vas
il/elle/on va
nous allons
vous allez
ils/elles vont

Slide 3 - Slide

grammaire LDT 67

perdre - re = stam:
je perds
tu perds
il/elle/on perd
nous perdons
vous perdez
ils/elles perdent
attendre-wachten
entendre-horen
défendre-verdedigen
rendre-teruggeven
vendre-verkopen
descendre-naar beneden gaan
répondre-beantwoorden
LET OP: ww als prendre zijn onregelmatig

Slide 4 - Slide

grammaire LDT 67
prendre = nemen/pakken
je prends
tu prends
il/elle/on prend
nous prenons
vous prenez
ils/elles prennent
comprendre - begrijpen
apprendre - leren
surprendre - verrassen

Slide 5 - Slide

grammaire futur simple 1
Als iets in de nabije toekomst gaat gebeuren -> gebruik je de 'futur proche'
aller + heel ww 
Je vais faire mes devoirs - ik ga mijn huiswerk maken
Als iets verder weg in de toekomst gaat gebeuren -> gebruik je de 'futur simple'
J'étudierai en France - ik zal in Frankrijk studeren
STAM:
heel ww ER
heel ww IR
heel ww RE -E
+ uitgangen




Slide 6 - Slide

grammaire futur simple 2
UITGANGEN:
je - ai
tu - as
il/elle/on - a
nous - ons
vous - ez
ils/elles - ont
étudier + ai -> j'étudierai = ik zal studeren ( in het NL vertalen met zullen)
choisir + as -> tu choisiras = jij zult kiezen 
vendre - e + a -> il vendra = hij zal verkopen
De stammen van de onregelmatige ww -> zie LDT 68




Slide 7 - Slide

grammaire vergelijkingen
Stel je wilt 2 restaurants vergelijken:
De een is duurder dan de ander -> vergrotende trap +
Dit restaurant is duurder dan de selfservice=
Ce restaurant est plus cher que le self.
De een is minder gezellig  dan de ander -> minder -
Dit restaurant is minder gezellig dan de selfservice=
Ce restaurant est moins joli que le self.
De een heeft een even gevarieerd menu als de ander - even/net zo +/-
Het menu van de pizzeria is net zo gevarieerd als het menu van het Indiase rest..=
Le menu du pizzeria est aussi varié que le menu du restaurant indien.

Slide 8 - Slide

LDT 80 Wanneer gebruik je 'en'?

Als je een zinsdeel met de (du, des) vervangt 
Voorbeeld 1:
Eet jij vis? - Tu manges du poisson?
Nee, ik eet dat nooit! - Non, j'en mange jamais
du poisson vervang je door en -> dit komt voor de persoonsvorm (1e/enige ww)
Voorbeeld 2:
Hoeveel croissantjes wil jij nemen? - Tu veux prendre combien de croissants?
Ik wil er twee nemen - Je veux en prendre deux
combien de croissants vervang je door en -> als er een heel ww (ER, IR, RE) staat komt het daarvoor



Slide 9 - Slide

vocabulaire LDT 77 (3V)
j'aime ça - ik houd ervan
j'adore ça - ik ben er dol op
je trouve ça délicieux - ik vind het heerlijk
c'est délicieux -  het is heerlijk
c'est un délice - het is een genot
ça a l'air bon - het lijkt lekker

Slide 10 - Slide

vocabulaire LDT 77 (3V)
je n'aime pas ça - ik houd er niet van
je déteste ça - ik lust het niet
j'ai horreur de ça - ik walg ervan
beurk/berk - bah
c'est dégoûtant - het is vies
 

Slide 11 - Slide