Steigerung und Vergleichen

Steigerung

1 / 31
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Steigerung

Slide 1 - Slide

De overtreffende trap (=Steigerungsformen)

Slide 2 - Slide

Trappen van vergelijkging

klein  -  kleiner   -  am kleinsten
neu  -  neuer  - am neuesten
wild  -  wilder  -  am wildesten

Slide 3 - Slide

Der  linke Hund ist kleiner. 

Slide 4 - Slide

Obelix ist langsamer.

Slide 5 - Slide

Der rechte Mann ist der reichste Mann. 
Der rechte Mann ist am reichsten.

Slide 6 - Slide

Umlaut

stark             stärker          stärkst-
arm                ärmer            ärmst-
groß             größer           größt-
kurz               kürzer           kürzest-
dumm         dümmer       dümmst-

-> vaak bij tegenstellingen

Slide 7 - Slide

Het snelst
am + overtreffende trapen

am schnellsten

Slide 8 - Slide

Das Mädchen ist am kleinsten.

Slide 9 - Slide

Meine Schwester ist ... .

A
kleinest
B
kleinerest
C
kleiner
D
klein

Slide 10 - Quiz

J Joe ist ...... ........... (klein)

Slide 11 - Open question

Donald oder Dagobert?
Wer hat mehr Geld? (is rijker)
Antwoord in een hele zin!

Slide 12 - Open question

Donald oder Dagobert?
Wer ist am reichsten?
Antwoord in een hele zin!

Slide 13 - Open question

Vergleichen
Er ist größer als ich.

Er ist gleich groß wie ich. 
Er ist nicht so groß wie ich.

Slide 14 - Slide

Vergleichen
Hij is groter dan ik.                       Er ist größer als ich.
Hij is even groot als ik.                Er ist gleich groß wie ich. 
Hij is niet zo groot als ik.            Er ist nicht so groß wie ich.

NL                                                          D
dan                                                        als
als                                                          wie

Slide 15 - Slide

Vergleichungswörter (vergelijkingswoorden)

Slide 16 - Slide

Jack ist kleiner ___ Averell

Slide 17 - Open question

Joe ist nicht so groß ___ Averell.

Slide 18 - Open question

Bilde Sätze mit dem Komperativ.
1. das Hemd - das T-Shirt (schön)

Slide 19 - Open question

Bilde Sätze mit dem Komperativ
2. die Sonnenbrille - der Hut (modisch)

Slide 20 - Open question

Aufgepasst!
  • gern / lieber / am liebsten
  • gut / besser / am besten   
  • viel / mehr / am meisten    

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Uitzondering (1/4)
A. vergrotende trap valt een -e weg
Wanneer?
-1-> bijvoeglijk naamwoord op -el;
  • dunkel - dunkler - am dunkelsten
-2-> bijvoeglijk naamwoord op -er met klanken -eu- en -au- ervóór.
  • teuer - teurer - am teuersten

Slide 23 - Slide

Uitzondering (2/4)
B. Overtreffende trap met -esten. Wanneer?
-1-> eindigen op een klinker (a, o, au, ...)
  • neu - neuer - am neuesten
-2-> eindigen op een -d of -t
-3-> eindigen op een sis-klank (s, ß, sch, z)
  • weiß - weißer - am weißesten
-4-> klemtoon op laatste lettergreep


Slide 24 - Slide

Uitzonderingen (3/4)
C. Korte bijvoeglijk naamwoorden, die een -a-, -o- of -u- hebben, krijgen vaak in de vergrotende én overtreffende trap een Umlaut.. Let op: NIET allemaal.

  • lang - länger - am längsten
  • jung - jünger - am jüngsten.

Slide 25 - Slide

Uitzonderingen (4/4)
D. Onregelmatige vormen (leer deze!)
  • groß - größer - am größten
  • gut - besser - am besten
  • oft - häufiger - am häufigsten
  • hoch - höher - am höchsten
mehr im Handbuch)

Slide 26 - Slide

De vergrotende en overtreffende trap als bijvoeglijk naamwoord
Je vervoegt de woorden net zoals anders, dus met uitgangen.

X vergrotende trap: -er + uitgang
Waar is de kleinere auto?
= Wo ist das kleinere Auto?

X overtreffende trap: -st + uitgang
Waar is de kleinste auto?
= Wo ist das kleinste Auto?

Slide 27 - Slide

Ich esse ... Äpfel, aber noch ... Birnen. (gern). Vul alleen de woorden in.

Slide 28 - Open question

Geht es dir jetzt ... (gut) als gestern?

Slide 29 - Open question

Was ist der ... Gipfel?(hoch, hoogste)

Slide 30 - Open question

meer dan genoeg

Slide 31 - Open question