Week 1, les 2

Week 1, les 2
1 / 31
next
Slide 1: Slide
BiologieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Week 1, les 2

Slide 1 - Slide

Programma
  1. Toets bespreken P1
  2. Leerdoelen voor vandaag
  3. Uitleg koolwaterstoffen en koolhydraten
  4. Tijd over: uitleg vetten
  5. Planning volgende week

Slide 2 - Slide

Toets bespreken
Doe pennen, laptops en telefoons in je tas!

Slide 3 - Slide

Wat is het algemene verschil tussen anorganische en organische moleculen?

Slide 4 - Open question

Leerdoelen voor vandaag
Vandaag voor koolwaterstoffen en koolhydraten:
  • Je kunt de biologische eigenschappen en functies benoemen, en voorbeelden geven (AL).
  • Je kunt de chemische structuur herkennen (AL) en beschrijven (An).
  • Je kunt de processen van hydrolyse en condensatie uitleggen en toepassen (An) (alleen bij koolhydraten)

Slide 5 - Slide

Alle leerdoelen zijn er voor alle vijf de biomoleculen

Vandaag bespreken we koolwaterstoffen en koolhydraten.

Hoofdstukken uit het boek: 
  • Koolwaterstoffen: H5.2, p. 88 tm 89
  • Koolhydraten: H5.3, p. 90 tm 93

Slide 6 - Slide

Wat zijn koolwaterstoffen?
A
Verbindingen met C, H en O.
B
Verbindingen met C, H, N en O.
C
Verbindingen met C en O.
D
Verbindingen met C en H.

Slide 7 - Quiz

Koolwaterstoffen
  • Verbindingen die alleen uit koolstof (C) en waterstof (H) bestaat
  • De eenvoudigste koolwaterstoffen heten alkanen, formule: CnH2n+2 
Bijvoorbeeld: propaan, dus n = 3 want 3 koolstofatomen
C3H(2*3+2)=8

Slide 8 - Slide

Hoeveel waterstofatomen heeft butaan (4 koolstofatomen)
CnH2n+2
A
6
B
8
C
10
D
12

Slide 9 - Quiz

Koolwaterstoffen in het wild
  • In de natuur komen heel veel koolwaterstoffen voor
  • Voorbeelden hiervan zijn fossiele brandstoffen 
  • Dit zijn koolwaterstofverbindingen die zijn ontstaan uit resten van plantaardig en dierlijk leven in geologisch verleden van de aarde
  • Zoals: aardolie, aardgas en steenkool. Hiervan worden diesel, benzine, textiel, kunststoffen, etc. gemaakt.

Slide 10 - Slide

Koolwaterstoffen in levende cellen

Dit zijn biomoleculen.
De meeste grote biomoleculen (polymeren) zijn opgebouwd uit veel kleine biomoleculen (monomeren).

Slide 11 - Slide

Van monomeer naar polymeer =
polymerisatie

Slide 12 - Slide

Polymerisatie
  • Bij polymerisatie kan water vrijkomen, dit is condensatie
  • Dit is een omkeerbaar proces
  • Dus als er bij het afbreken van polymeren water nodig is, heet dit hydrolyse

Slide 13 - Slide

Hydrolyse
Condensatie

Slide 14 - Drag question

Koolhydraten
  • Zijn opgebouwd uit de elementen koolstof (C), waterstof (H) en zuurstof (O).
  • De naam zegt het al: kool = C, hydraat = H2O
  • Molecuulformule eenvoudigst weer te geven als: (CH2O)n

  • Voorbeeld glucose: n = 6, want 6 koolstofatomen
  • Dus (CH2O)*6 = C6H12O6

Slide 15 - Slide

Kan je de formules voor het berekenen van atomen altijd gebruiken voor koolwaterstoffen en koolhydraten? Waarom wel/niet?

Slide 16 - Open question

C4H10
C4H8

Slide 17 - Slide

Koolhydraten
  • Kunnen hele eenvoudige moleculen zijn zoals glucose, of hele lange polymeren zoals cellulose
  • Hebben dus ook veel verschillende functies: leveren van energie, bescherming van organisme, stevigheid van cel, celcommunicatie

Bouwstenen: monosachariden

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Tot welke moleculen kan glucose (C6H12O6) afgebroken worden?
A
CO2 en O2
B
H2O en O2
C
CO2 en H2O
D
Geen van allen, dit wordt niet afgebroken

Slide 20 - Quiz

Monosachariden
  • In de natuur komen monosachariden met drie, vijf of 6 C-atomen het meest voor
  • De bekendste bevatten er 6, zoals glucose, galactose en fructose
  • De bekendste met 5 vormen belangrijk onderdeel van DNA: ribose en desoxyribose

  • Glucose komt voor in lineaire structuur of een ringstructuur
  • Ook zijn er 2 verschillende varianten van glucose



Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Verschil α-glucose en β-glucose

Slide 23 - Slide

Geldt bij een disacharide of een polysacharide ook (CH2O)n?
A
Ja
B
Nee, door condensatie is er minder H2O
C
Nee, door hydrolyse is er meer H2O
D
Nee, dit komt doordat deze een dubbele binding hebben

Slide 24 - Quiz

Disachariden
  • Tweevoudige suikers: twee monosacchariden aan elkaar
  • Deze binding heet een glycosidische binding

Drie zeer belangrijk voor de mens:
  • maltose, lactose en sacharose (sucrose)

Slide 25 - Slide

Disachariden
  • Maltose: twee glucose moleculen aan elkaar. Dit ontstaat bij de afbraak van zetmeel (polysacharide)
  • Lactose: melksuiker. Dit bestaat uit een glucose en een galactose molecuul aan elkaar
  • Sacharose (sucrose): ''gewone'' suiker zoals die je in thee doet. Dit bestaat uit een glucose en een fructose molecuul aan elkaar

Slide 26 - Slide

Polysachariden
Lange ketens van monosachariden.

Reservebrandstoffen:
  • Zetmeel: belangrijkste vorm van opslag van α-glucose in de plantencel.
  • Glycogeen: ''dierlijk zetmeel", belangrijkste vorm van opslag van α-glucose in de dierlijke cel (lever en spieren)

Slide 27 - Slide

Cellulose is ook een polysacharide. Waar vinden we deze?

Slide 28 - Open question

Cellulose
  • De celwand van planten bestaat voornamelijk uit cellulose
  • Bestaat uit lange ketens β-glucose
  • Wordt papier, katoen, linnen, touw, etc. van gemaakt
  • Cellulose is slecht verteerbaar, daarom zie je soms groentenresten in je poep

Slide 29 - Slide

Volgende week
  • In de planning staat dat we deze onderwerpen volgende week voor eiwitten én vetten moeten bespreken
  • Denk niet dat dat lukt want vrijdag ben ik weg met de labbus naar middelbare scholen voor demo's
  • Vrijdag valt mijn les dus uit! 

Slide 30 - Slide

Practicum
  • We gaan strenger zijn met het voorbereiden van labjournaals
  • Heb je het niet, sturen we je écht weg
  • Zorg dus dat je goed bent voorbereid, inclusief voorbereidende vragen!
  • Ook niet vergeten twee voedingsmiddelen zelf mee te nemen voor practicum 2

Slide 31 - Slide