Les 6,5

Les 6,5
1 / 17
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 17 slides, with text slides.

Items in this lesson

Les 6,5

Slide 1 - Slide


                         + h - n         




                              h = v                                      g = v


       
                         k = w  
       

Slide 2 - Slide


Hoge bomen vangen veel wind


Wat betekent dit?
Wat is de betekenis van dit spreekwoord?


Slide 3 - Slide

hoofdzin en bijzin
Volgorde:
subject - persoonsvorm - rest

Slide 4 - Slide

Volgorde:
subject - persoonsvorm - tijd - plaats

Ik was vorig weekend in Turkije.
Vorig weekend was ik in Turkije.

voorbeeldzin blz. 30 Hoe is de zinsstructuur?
1 John is kinderarts.
2 In mijn geboorteland spreken de mensen Chinees.
3 Ik ga morgen om 10.00 uur in de bibliotheek studeren.




Slide 5 - Slide

Opdracht 7 blz. 31: Beantwoord de vragen.
1 Wat doe jij vanavond? Vanavond ................

Opdracht 8 blz.31: Maak de volgende zinnen af.


Slide 6 - Slide

Zinsstructuur conjuncties: 1.6 blz. 32 

Hoofdzin + hoofdzin: Subject - Persoonsvorm - Rest

Zinsstructuur conjuncties:
Hoofdzin + bijzin: 
Subject - rest - Persoonsvorm + andere werkwoorden

Begint de zin met een bijzin dan:
Zinsstructuur Bijzin + hoofdzin met inversie



Slide 7 - Slide

Conjuncties gebruik je om 2 zinnen met elkaar te verbinden.
Welke conjuncties zijn er?
En - Of - Maar - Want - Dus (WOEMD)
En = Plakt 2 zinnen aan elkaar ( to connect)
Of = Keuze (choise)
Maar = Tegenstelling (contradiction)
Want = Reden/ Oorzaak (cause)
Dus = conclusie (conclusion)



Slide 8 - Slide

Oefening conjuncties:
Vul in: en, of, maar, want,  dus

1 Je kunt een kaartje kopen bij de automaat ............... je kunt het online kopen.
2 Het wiel van mijn fiets staat scheef...............de rem doet het niet goed.
3 Het is een Nederlandse film.................je moet goed luisteren en opletten.
4 Mijn zus is getrouwd ...............en ze woont nu in Spanje.
5 Ik wil u graag helpen..............ik ben hier helaas ook niet bekend.
6 We moesten heel lang wachten..................Cecilia's vliegtuig kwam veel te laat aan.
7 We kunnen hier nog een kopje koffie nemen.......we kunnen naar een ander café gaan.
8 Dat is een leuk eetcafé.........je kunt hier niet vegetarisch eten.
9 Je hoeft niet met de bus te gaan................de bioscoop is hier dichtbij.
10 Studenten krijgen tien procent korting op het abonnement. Jij bent student, ..........................je krijgt korting.

Slide 9 - Slide

Oefening:

Kies tussen: en, of, maar, want, dus

Ik ga zondag naar de film of naar mijn ouders
Ik ga naar mijn ouders, dus ik moet vroeg opstaan.
Ik moet vroeg opstaan, ...............................................................

Slide 10 - Slide

Conjuncties: Hoofdzin en bijzin

1 omdat                                            6 totdat
2 als                                                   7 terwijl
3 toen                                               8 zodat
4 voordat                                         9 zodra
5 nadat                                             10 hoewel

Slide 11 - Slide

Oefening:

Maak een zin (hoofdzin en bijzin) met de onderstaande conjuncties:
De zinsconstructie is: 
subject - persoonsvorm - rest van de zin, conjunctie - subject - rest - andere werkwoorden


Slide 12 - Slide

Oefening: Maak de bijzinnen af

- Ik vind Nederlands leren belangrijk, omdat.........
- Ik ga douchen, zodra ..........
- Hij houdt van fietsen, hoewel ..........
- Wij gaan naar het strand, als ........
- Vroeger ging ik naar mijn oma, toen ................
- Ik vond buiten spelen leuk, totdat ..............
- Ik drink een kopje thee, voordat ..............
- Zij gaan naar bed, nadat .............
- Ik lees graag, terwijl ............
- Ik luister vaak naar de radio, zodat ..............

Slide 13 - Slide

We gaan naar buiten.

Opdracht 2: 
Maak 5 foto's van voorwerpen die we tegenkomen waarvan je het Nederlandse woord niet weet.

Maak een foto van:

lantaarnpaal              pinautomaat                           duif
oplaadpunt                etalagepop                              kinderwagen
zebrapad                     stoplicht                                   verkeersbord                                           

Slide 14 - Slide

Huiswerk:

Maken opdracht 9, 10 en 11 
Lezen bladzijde 36, 37, 38

Slide 15 - Slide

Dieren
 



                                       (huis)dieren

Slide 16 - Slide

Heb jij huisdieren?
Wat is jouw lievelingsdier?
Geef 2 karaktereigenschappen van jouw lievelingsdier 
Wat vind je leuk aan een hond?
Met mijn lievelingsdier ga ik ...........

Slide 17 - Slide