GMK P2.2 - Diabetes - herhaling

1 / 34
next
Slide 1: Slide
GeneesmiddelkennisMBOStudiejaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat is er aan de hand bij diabetes?
A
Te veel insuline
B
Te weinig insuline
C
Te hoog glucose
D
Te laag glucose

Slide 2 - Quiz

Slide 3 - Slide

1) DM type 1: lichaam ongevoelig voor insuline
2) DM type 2: geen insuline aanmaak
A
Beide waar
B
1) waar; 2) niet waar
C
1) niet waar; 2) waar
D
Beide niet waar

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Alle diabeten moeten dagelijks hun bloedsuiker prikken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Orale bloedglucose verlagende middelen worden vooral gebruikt bij:
A
DM type 1
B
DM type 2

Slide 9 - Quiz

Bij welk middel is diabetes geen contra-indicatie?
A
dexamethason
B
prednison
C
propranolol
D
simvastatine

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Waarom wordt de dosering van metformine langzaam opgebouwd?
A
Anders kans op hypo
B
Anders kans op diarree
C
Anders kans op metaalsmaak in mond
D
Anders kans op overdosering

Slide 14 - Quiz

Welk middel heeft niet als bijwerking hypoglykemie?
A
exenatide (Victoza)
B
gliclazide
C
insuline
D
metformine

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

Waarom wordt glibenclamide afgeraden bij ouderen (70+)?
A
SU-derivaten worden altijd afgeraden bij 70+
B
Grotere kans op hypo's ivm lange werking
C
Kans op osteoporose
D
Maagklachten

Slide 17 - Quiz

Een patiënt komt EU tolbutamide halen. Hij gaat zo een nieuwe bril laten aanmeten bij de opticien. Wat zeg jij?
A
Veel plezier!
B
Een metalen montuur is nu helemaal hip :)
C
Verstandig, bij diabetes gaan je ogen achteruit
D
U kunt beter wachten tot uw suiker stabiel is.

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Biguaniden
SU-derivaten
DPP-4 remmers
SGLT-2-remmer
Thiazolidine dionen
Meglitidiniden
Overige
Metformine
Sitagliptine (Januvia®)

Vildagliptine (Galvus®)

Gliclazide, Glimepiride, Tolbutamide
Glibenclamide

Dapagliflozine (Forxiga®)

Repaglinide (novonorm®)

Acarbose (Glucobay)

 

Pioglitazon (actos®)

 

Slide 24 - Drag question

Effect
Minder opname glucose in het lichaam
Meer aanmaak insuline 
Verhogen gevoeligheid voor insuline
Meer uitplassen glucose
Metformine
Tolbutamide
Acarbose
Sitagliptine (Januvia)
Pioglitazon (Actos)
Dapagliflozine (Forxiga)
Repaglinide
(Novonorm)

Slide 25 - Drag question

Slide 26 - Slide

Victoza in een soort insuline, je moet dus ook regelmatig je glucose prikken bij het gebruik.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Wat is geen bijwerking van insuline?
A
Hypoglykemie
B
Hyperglykemie
C
Atrofie
D
Hypertrofie

Slide 30 - Quiz

3x per dag voor de maaltijd
1x per dag voor de nacht
2x per dag (bij ontbijt en avondeten)
Continu via insulinepomp
Novorapid
Novomix
Lantus
Insulatard
Humuline - Regular
Humuline - NPH
Tresiba
Toujeo
Humalog - Mix

Slide 31 - Drag question

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Wat helpt NIET bij een hypo?
A
Dextro (Druivensuiker)
B
Glucagon
C
Glucose
D
Insuline

Slide 34 - Quiz