Theme 3 to be en have got

Na deze les kan ik:

  • Iemand omschrijven met have got
  • Have got vragendm ontkennend en bevstigend gebruiken


1 / 10
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Na deze les kan ik:

  • Iemand omschrijven met have got
  • Have got vragendm ontkennend en bevstigend gebruiken


Slide 1 - Slide

Have got (hebben)

Ik heb een kat. I have got a cat.

Hij heeft een kat. He has got a cat.

Zij hebben een kat. They have got a cat.

Slide 2 - Slide

Have not got (niet hebben)

Ik heb een kat. I have not got a cat. (haven't)

Hij heeft een kat. He has not got a cat. (hasn't)

Zij hebben een kat. They have not  got a cat. (haven't)

Slide 3 - Slide

Have I/you got? (heb je?)

Have I got a car?

Have you got a sister?

Has he/she/it got a brother?

Have we got enough time?

Have you got tickets?

Have they got good grades?

Slide 4 - Slide

You have got a cat. (vragend)

Slide 5 - Open question

Mary and Sarah have got a brother.

Slide 6 - Open question

You .............enough time.
A
doesn't has
B
haven't got
C
hasn't got
D
don't got

Slide 7 - Quiz

He .............a sister.
A
doesn't has
B
haven't got
C
hasn't got
D
don't got

Slide 8 - Quiz

Evaluatie:
  1. Wat hebben wij geleerd en gedaan?
  2. Ging het toepassen goed?
  3. Hoe zorg je ervoor dat je herinnert wat er vandaag geleerd is? 

Slide 9 - Slide

Reflectie
  • Rust/Rest
  • Respect
  • Responsibility

Slide 10 - Slide