Om te kijken of er +de(n) of +te(n) achter de ik-vorm moet, kun je twee dingen doen:
1. Je kunt kijken wat je hóórt. Bijvoorbeeld: kapen, kaapte… willen, wilde.., lopen, liep.., zwemmen,zwom
2. Je gebruikt het 't ex-kofschip
branden - De kaars brandde (branden - en= brand. 'd' staat niet in 't ex-kofschip, dus +de)
surfen - De jongen surfte (surfen – en = surf. ‘f’ staat in ‘t ex–kofschip, dus: +te)
krabben - De arbeiders krabden (krabben – en = krabb. ‘b’ staat NIET in ‘t ex–kofschip, dus: +den)
! Extra regel: in de vt GEEN -dt. Dus 'Hij vond dat niet leuk'. NIET 'Hij vondt dat niet leuk.'