Week 44, les 1, 3e klas (DELF, DVFT22, GRAMM Bijv nw, ww -re)

1 / 47
next
Slide 1: Video
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Bonjour! 
Aujourd'hui 
nous sommes 
(le jour) (la date) (le mois)
semaine 44
cours 1

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Départ
  1. Début du cours
    -DELF
    -DVFT22
  2. Période 1
    - Voca quiz
    - Grammaire quiz
  3. Au travail
  4. Fin du cours


(10m)

(20m)

 (20m)

(05m)

GRAMMAIRE/ VOCA
RÉFLEXION

Slide 4 - Slide

DELF SCOLAIRE
  1. Voorlichting: 3 november 14.30
  2. Meer info: LINK
  3. Niveau 3e/4e klas: A2
  4. Alle vaardigheden
  5. Examen in Juni/Juli
  6. Extra diploma/certificaat

Slide 5 - Slide

Dag van de Franse Taal 2022
  1. Donderdag 10 november
  2. Programma in de les:
    -Kookopdracht
    -Wedstrijd
  3. Programma in de pauzes:
    -Nagels lakken, slingers, props
    - Muziek
    -Crêpes en lekkers

Slide 6 - Slide

2. PÉRIODE 1
  • Vocabulaire
    3Havo
    3Vwo
  • Grammaire
    - Bijvoeglijk nw (partie D)
    - WW (herhaling + -re)

Slide 7 - Slide

2. Partie D: Adjectif
Vormt zich naar het zelfstandig naamwoord. 
1. De standaard regel voor de vorm: 
  • Mannelijk ev:                  grand
  • Vrouwelijk ev:       + e       grande  
  • Mannelijk mv:       + s       grand 
  • Vrouwelijk mv:     +es      grandes 
2. De standaard regel voor de plaats:
  • Achter het zelfstandig nw  
ezelsbruggetje

Slide 8 - Slide

Vul de juiste vorm in:
la _________________ maison
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites

Slide 9 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
les amis _____________________
A
américain
B
américaine
C
américains
D
américaines

Slide 10 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
la mer ___________________ (bleu)
timer
0:30

Slide 11 - Open question

Vul de juiste vorm in:
les filles _______________ (charmant)
timer
0:20

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide

Vul de juiste vorm in:
Laura est ______________ (heureux)
timer
0:20

Slide 14 - Open question

Vul de juiste vorm in:
La semaine _____________ (dernier)
timer
0:20

Slide 15 - Open question

Vul de juiste vorm in:
Les mères _________________ (actif)
timer
0:20

Slide 16 - Open question

Slide 17 - Slide

Vul de juiste vorm in:
la ______________ grand-mère
A
vieux
B
vieille
C
veielle
D
vieilles

Slide 18 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
Mon _________________ copain
A
nouveau
B
nouvelle
C
nouveaux
D
nouvelles

Slide 19 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
J'ai deux _________________ soeurs
A
beau
B
belle
C
beaux
D
belles

Slide 20 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
La voiture est très _________________
A
vieux
B
vieille
C
vieuxs
D
vieilles

Slide 21 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
"J'ai une (bon) _____________ idée!"
timer
0:20

Slide 22 - Open question

2. Partie D: Adjectif
Vormt zich naar het zelfstandig naamwoord. 
1. De standaard regel voor de vorm: 
  • Mannelijk ev:                  grand
  • Vrouwelijk ev:       + e       grande  
  • Mannelijk mv:       + s       grand 
  • Vrouwelijk mv:     +es      grandes 
2. De standaard regel voor de plaats:
  • Achter het zelfstandig nw  
ezelsbruggetje

Slide 23 - Slide

Schrijf de zin in de goede vorm en kies de goede plek: une.... page...... (wit)
timer
0:20

Slide 24 - Open question

Schrijf de zin in de goede vorm en kies de goede plek: un... jean...(nieuw)
....
timer
0:20

Slide 25 - Open question

Schrijf de zin in de goede vorm en kies de goede plek: une...actrice... (knap)
timer
0:20

Slide 26 - Open question

4. AU TRAVAIL
  1. FAIRE CHAPITRE 1
    - Partie D ( bijvoeglijk nw)
    - Partie H (werkwoorden -re)
  2. OPDRACHT #DVFT22
    - Geef door met wie je werkt (2tal) en wat je gaat maken
    - Neem de opdracht door en begin.
    - Voor vrijdag is het recept in een doc of poster verwerkt en ingeleverd
timer
1:00

Slide 27 - Slide

Fin: Devoirs

1. Faire Chapitre 1
- Partie D, H 
- recept #DVFT22: poster/doc
2. Apprendre 
- voca Partie A, B, C, E, F, G
- Grammaire Partie D, H


Slide 28 - Slide

Hoeveel wist ik nog van voor de vakantie?
0100

Slide 29 - Poll

Heb je geconcentreerd kunnen werken?
0100

Slide 30 - Poll

Comment était le cours?
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

au prochain cours!

Slide 32 - Slide

Se présenter:
Jeu de dès
  • in 2-tallen
  • zoek een app 'dobbelstenen online'
  • kies 2 dobbelstenen
  • vertel 1 zin over dit onderwerp

timer
1:00

Slide 33 - Slide

WW Quiz
1. Herhaling ww 1e/2e klas
 --> présent + P.C.
2. Partie D: -re ww


Slide 34 - Slide

être
=
 zijn




timer
1:00
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je
sommes
sont
suis
êtes
es
est

Slide 35 - Drag question

Avoir = hebben
timer
1:00
j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
ai
as
a
avons
avez
ont

Slide 36 - Drag question

Werkwoorden-er
(als jouer, 
habiter,
aimer,
manger...




timer
1:00
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je
aim + ons
parl + ent
mang + e
écout + ez
habit + es
jou + e

Slide 37 - Drag question

Faire
=
 doen




timer
1:00
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je
faisons
font
fais
faites
fais
fait

Slide 38 - Drag question

Koppel de voltooid deelwoorden aan het juiste werkwoord. 
Sleep blauw naar rood
timer
1:00
P.C.
avoir
acheter
habiter
faire
être
oublier
été
habité
fait
oublié
eu
acheté

Slide 39 - Drag question

Nous ___(avoir) ______ (être) en vacances.
timer
1:00

Slide 40 - Open question

Pierre et Jean ___(avoir) ___(parler) français.
timer
1:00

Slide 41 - Open question

Il ______(avoir) _______(attendre) son ami.
timer
1:00

Slide 42 - Open question

3. Partie H: ww -re
1. Werkwoorden op -re
  • vendre = verkopen
  • entendre = horen
  • perdre = verliezen
  • répondre = antwoorden
  • attendre = wachten
2. Vervoegen in présent + p.c.
  • PRÉ: -RE   + S, S ,-, ONS, EZ, ENT
  • P.C. : Avoir + (-RE + U)

Slide 43 - Slide

Regelmatige werkwoorden 
op -re
timer
1:00
Je
Tu
Il
Nous
Vous
Ils
s
s
-
ONS
EZ
ENT

Slide 44 - Drag question

jij verkoopt (vendre)
A
tu vends
B
tu vendre
C
il vend
D
tu as vendu

Slide 45 - Quiz

wij wachten (attendre)
A
vous attendez
B
nous attendons
C
nous attendions
D
ils attendent

Slide 46 - Quiz

hij antwoordt
A
il répond
B
vous répondez
C
il réponds
D
ils répondent

Slide 47 - Quiz