Bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden (klas 3D): les 3

Het bijvoeglijke naamwoord
1 / 47
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Het bijvoeglijke naamwoord

Slide 1 - Slide

Wat heb je deze les nodig?

  • Werkboek + bronnenboek 
  • Balpen 

Slide 2 - Slide

Even herhalen
  • Simon is tevreden met zijn punten voor het examen Nederlands. 
  • Matisse zal een nieuwe playstation krijgen voor Pasen.
  • Hij houdt nog rekening met de oude coronamaatregelen, Simon volgt enkel de recentste.

Slide 3 - Slide

Plaats en gebruik
  • Nwd: hoofdwerkwoord = ZWoBBeLS + bn staat in het gezegde.
  • Bijvoeglijk gebruikt: bn staat voor het zn.
  • Zelfstandig gebruikt: bn staat alleen + zn komt ergens anders voor in de zin.

Slide 4 - Slide

Even herhalen 
  •  Ik ben ongelukkig, omdat ik mijn vrienden nooit meer zie.
  • Joyce verwacht iets groots voor haar verjaardag.
  • De Belgische kust is de mooiste van Europa.

Slide 5 - Slide

Eigenschappen bn
  • On- 
  • Verbuigen: -e of -s
  • Trappen van vergelijking 

Slide 6 - Slide

Werkboek NTC 3
Blz. 293
Opdracht 5 (oefening 4)

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Als je vlot praat, ben je ...
timer
0:30
A
vlotpratend
B
welbespraakt

Slide 9 - Quiz

Een gebouw dat op instorten staat, is ...
timer
0:30
A
bouwvallig
B
slechtbouw

Slide 10 - Quiz

Iemand die bekendstaat om een slechte of gevaarlijke eigenschap, is ...
timer
0:30
A
slechtbekend
B
onbekend
C
berucht
D
bekend

Slide 11 - Quiz

Als je graag leert, ben je ...
timer
0:30
A
graaglerend
B
leergierig

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Spelling van het bijvoeglijk naamwoord

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Bronnenboek NTC 3
Blz. 236

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Werkboek NTC 3
Blz. 294
Opdracht 6

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Wat is de juiste spellingswijze?
A
een pluche beer
B
een pluchen beer

Slide 20 - Quiz


A
een beresterke man
B
een beersterke man

Slide 21 - Quiz


A
de dichtsbijzijnde frituur
B
de dichtstbijzijnde frituur

Slide 22 - Quiz


A
de aangeslibte modder
B
de aangeslibde modder

Slide 23 - Quiz


A
de ontwrichte schouder
B
de ontwrichtte schouder

Slide 24 - Quiz


A
de gezamenlijke inspanningen
B
de gezamelijke inspanningen

Slide 25 - Quiz


A
gedachteloos kijken
B
gedachtenloos kijken

Slide 26 - Quiz


A
de te verlote prijzen
B
de te verloten prijzen

Slide 27 - Quiz


A
een wolkenloze hemel
B
een wolkeloze hemel

Slide 28 - Quiz


A
een zijden sjaal
B
een zijde sjaal

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Bijwoord
  • zegt iets meer over een ander woord (geen zelfstandig naamwoord)
  • Bv.  'Firmin' is een bijzonder mooie film.

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Link

Slide 38 - Slide

"Drie jaar hebben de mannen aan de feestzaal gewerkt. Nu is hij klaar."
Gebruik: nieuw en eindelijk

Slide 39 - Open question

Slide 40 - Slide

"Het overheidspersoneel in Vlaanderen staakt. Dit is niet de eerste keer"
Gebruik: weer en Vlaams.

Slide 41 - Open question

Slide 42 - Slide

"Er crashte een vlietuig in Tripoli. Alleen een jongetje van enkele maanden stierf in de ramp."
Gebruik: (bn+) baby en gisteren

Slide 43 - Open question

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide