1 vwo - chapitre 2 - herhaling: kloktijden + uitleg ontkenningen
1 / 43
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Il est huit heures.
A
Het is 8 uur.
B
Het is kwart over 8.
C
Het is kwart voor 8.
D
Het is half 8.
Slide 10 - Quiz
Il est huit heures et quart.
A
Het is 8 uur.
B
Het is 10 over 8.
C
Het is kwart over 8.
D
Het is kwart voor 8.
Slide 11 - Quiz
Il est cinq heures.
A
Het is half 5.
B
Het is 5 uur.
C
Het is kwart over 5.
D
Het is half 6.
Slide 12 - Quiz
Il est midi.
A
Het is 12 uur 's nachts.
B
Het is 12 uur 's middags.
Slide 13 - Quiz
Il est quatre heures moins le quart
A
Het is kwart over 4.
B
Het is half 4.
C
Het is kwart voor 4.
D
Het is kwart voor 3.
Slide 14 - Quiz
Il est trois heures et demie.
A
Het is half 3.
B
Het is half 4.
Slide 15 - Quiz
Il est dix heures et demie.
A
Het is half 10.
B
Het is half 11.
Slide 16 - Quiz
Il est deux heures et demie.
A
Het is half 3.
B
Het is half 2.
Slide 17 - Quiz
Il est midi et demi.
A
Het is half 1.
B
Het is half 12 's middags.
C
Het is half 12 's nachts.
Slide 18 - Quiz
Il est neuf heures moins le quart.
A
Het is kwart over 9
B
Het is kwart voor 9
C
Het is kwart over 8
D
Het is kwart voor 8
Slide 19 - Quiz
Vertaal de kloktijd naar het Frans:
het is drie uur.
het is drie uur.
Slide 20 - Open question
Vertaal de kloktijd naar het Frans:
het is één uur.
het is één uur.
Slide 21 - Open question
Vertaal de kloktijd in het Frans:
het is 12 uur 's nachts.
het is 12 uur 's nachts.
Slide 22 - Open question
Vertaal de kloktijd in het Frans:
het is kwart over negen.
het is kwart over negen.
Slide 23 - Open question
Vertaal de kloktijd in het Frans:
het is kwart over twee.
het is kwart over twee.
Slide 24 - Open question
Vertaal de kloktijd in het Frans:
het is half vier (let op: gebruik 3!)
het is half vier (let op: gebruik 3!)
Slide 25 - Open question
Vertaal de kloktijd in het Frans:
het is half tien.
het is half tien.
Slide 26 - Open question
Vertaal de kloktijd in het Frans:
het is kwart voor zeven.
het is kwart voor zeven.
Slide 27 - Open question
Vertaal de kloktijd in het Frans:
het is kwart voor zes.
het is kwart voor zes.
Slide 28 - Open question
Vertaal de kloktijd in het Nederlands:
il est minuit moins le quart
il est minuit moins le quart
Slide 29 - Open question
Vertaal de kloktijd in het Frans:
kwart over 12 's middags
kwart over 12 's middags
Slide 30 - Open question
Welke tijd is het vroegst?
A
sept heures et quart
B
sept heures et demie.
C
sept heures moins le quart
Slide 31 - Quiz
Zet de tijden van vroeg naar laat:
(sleep blauw over rood)
1
2
3
4
5
il est sept heures et quart
il est trois heures et demie
il est midi
il est trois heures et quart
il est minuit et quart
Slide 32 - Drag question
Ik begrijp de kloktijden.
A
Ja
B
Nee
C
Een beetje
Slide 33 - Quiz
Slide 34 - Slide
Slide 35 - Slide
Slide 36 - Slide
Wat is het werkwoord in deze zin?
Tu parles espagnol.
Tu parles espagnol.
A
Tu
B
parles
C
espagnol
Slide 37 - Quiz
Maak de zin ontkennend:
Tu parles espagnol.
Tu parles espagnol.
A
Ne tu pas parles espagnol.
B
Tu ne parles pas espagnol
C
Tu parles n'espagnol pas.
Slide 38 - Quiz
Wat is het werkwoord in deze zin?
Je cherche mon sac.
Je cherche mon sac.
A
Je
B
mon sac
C
cherche
Slide 39 - Quiz
Maak de zin ontkennend:
Je cherche mon sac.
met: ne ..... pas
Je cherche mon sac.
met: ne ..... pas
Slide 40 - Open question
Wat is het werkwoord in deze zin?
Elle mange de la viande.
Elle mange de la viande.
A
Elle
B
mange
C
de la viande
Slide 41 - Quiz
Maak de zin ontkennend:
Elle mange de la viande.
met: ne ..... pas
Elle mange de la viande.
met: ne ..... pas
