Minor A2 Unidad 7 parte II CG2_do 10 juni

Welkom
Hoy es jueves. ¿Qué vamos a hacer hoy? 
Wat gaan we vandaag doen?
- Contestar a las preguntas
- presentar el poster (ej.6 unidad 7 TB)
terminar la Unidad 6: 
1. hablar de malentendidos/normas (ej. 9)
2. versterkte bijvoeglijk naamwoorden: -ísimo/-a (ej. 10)
3. verkorte vormen van grande/bueno/malo (ej. 11)


1 / 28
next
Slide 1: Slide
spaansHBOStudiejaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Welkom
Hoy es jueves. ¿Qué vamos a hacer hoy? 
Wat gaan we vandaag doen?
- Contestar a las preguntas
- presentar el poster (ej.6 unidad 7 TB)
terminar la Unidad 6: 
1. hablar de malentendidos/normas (ej. 9)
2. versterkte bijvoeglijk naamwoorden: -ísimo/-a (ej. 10)
3. verkorte vormen van grande/bueno/malo (ej. 11)


Slide 1 - Slide

¡No busques excusa! Nr. 6 TB pag. 66
Je werkt op een reclame bureau. Het team is nu bezig met een bewustmakingscampagne. Je kiest één onderwerp en gaat in je campagne verwerken:
- Uso del agua
- El medio ambiente
- Ahorrar energia
- Uso del plástico
- Eigen ideeën
GEBRUIK DE IMPERATIVO NEGATIVO EN AFIRMATIVO
Werk in groepjes
Presenteer je campagne
-Doel van de campagne
- 4 zinnen imp. afirmativo
- 4 zinnen imp. negativo

Slide 2 - Slide

enseñadme vuestros pósteres
vamos a comentarlos

Slide 3 - Slide

buscamos los errores
-No duche más caliente

???
- se cepillas 

ducharse / cepillarse

Slide 4 - Slide

verbo "decir" -zeggen
gebiedende wijs bevestigend
Zeg! (jij) 
zeg het! 
Zeg het me! 
Ontkennend:
zeg niet! 
zeg het niet! 
zeg het me niet! 

Slide 5 - Slide

"decir" in gebiedende wijs
gebiedende wijs 'zeggen'
Zeg! (jij) - di
zeg het! - dilo
Zeg het me! - dímelo
Ontkennend:
zeg niet! - no digas
zeg het niet! - no lo digas
zeg het me niet! - no me lo digas

Slide 6 - Slide

-ar
-er/ir
e/ie-o/ue
 ir 
decir
hacer
De vormen van de imperativo
Let op:
voornaamwoorden achter de imperativo afirmativo: melo
 maar vóór de imperativo negativo  : no me lo digas
e/i wissel:
tú pide/no pidas
usted pida/no pida
vs pedid/no pidáis
ustedes pidan/no pidan

Slide 7 - Slide

Nr. 9 TB p. 58 Fue una gran fiesta  
lees de tekst 

maak opdracht 9c p. 59
timer
6:00

Slide 8 - Slide

9c las respuestas

1. B
2. B
3. B
cuéntanos tu experiencia

¿estereotipos?

Slide 9 - Slide

Nr. 9d. Wat is gebruikelijk op een Nederlands feestje?

Es normal
Es usual                     +     hele werkwoord (infinitief)
Tienes que
No puedes
* Es normal llevar regalos a una fiesta de cumpleaños
* Tienes que llegar puntual 
maak nu de open vraag (volgende slide)
38

Slide 10 - Slide

Wat is gebruikelijk op een NL feest?
geef antwoord in het Spaans

Slide 11 - Open question

Onderstreep de nieuwe vormen van bijvoeglijk nw in de tekst van opdracht 9a

Slide 12 - Slide

Verkorte vormen van grande, bueno en malo
zie ook 3.2 pagina 112-113 TB
grande
bueno/a
malo/a
mannelijk
un gran vino
un buen amigo
hace mal tiempo
vrouwelijk
una gran sopresa
una buena idea
no es mala idea
Let op: Sommige bijvoeglijke naamwoorden krijgen een andere betekenis als ze vóór het zelfst.naamwoord staan:
Un gran libro = een geweldig boek        Un libro grande = een groot                                                                                                    boek                                                               

Slide 13 - Slide

trabajar en grupos 
kort werkblok
- haz ejercicio 11 b, p. 59 TB
(=voorbereiding op spreekvaardigheid as maandag)
- haz los ejercicios 17, 18,19 en 20 WB
 
tijd over?
- vul de R&S van h. 6 helemaal in


Slide 14 - Slide

Gramatica&comunicación de hoy

Unidad 7
- Los posesivos tónicos
= beklemtoond bezittelijk vnw
- Los demostrativos 
= aanwijzend vnw

Slide 15 - Slide

unidad 7: Vamos al parque
ya hicimos los ejercicios 6,7 del libro de texto
hoy hacemos el ejercicio 11

faltan: ejercicio 1 al 5 -> el martes 15 en clase de Luisa

Slide 16 - Slide

beklemtoond bezittelijk vnw  
Nr. 11a - TB p. 69

Slide 17 - Slide


Om een al genoemd zn niet te herhalen, wordt beklemtoonde
bezittelijk vnw gebruikt met het bepaald lidwoord
met ser en zonder lidwoord: geeft bezit aan (van wie is het?)
Nr. 11b TB p.69

Slide 18 - Slide

pronombres posesivos - bezittelijk vnw
we kennen al de onbeklemtoonde vormen: 
mi/ mis
tu/tus
su/sus
nuestro/-a/-os/-as
vuestro/-a/-os/-as
su/sus
deze worden bijvoeglijk gebruikt en staan vóór het zelfstandig nw en ze komen in getal en geslacht overeen met het bezit:

-tu padre es profesor
-no me gustan vuestras excusas

Slide 19 - Slide

De beklemtoonde bezittelijke voornaamwoorden TB pg. 69

Slide 20 - Slide

beklemtoonde vorm
de hiervoor genoemde beklemtoonde vormen kunnen bijvoeglijk gebruikt worden maar ook zelfstandig.
bijvoeglijk? dan direct achter het zelfstandig naamwoord en komen ze overeen (geslacht/getal) met het bezit:
una hermana mía        /  unos hermanos míos
Indien het bepaald lidwoord erbij staat, is dat om een al genoemd zelfstandig naamwoord niet te herhalen
Es mi libro; es mío

Slide 21 - Slide

Nr. 11 c TB p. 69
Cambia 'nieto' por 'nieta' en el diálogo del
ejercicio 11a.

doe hetzelfde met:
pelota -> camiones
herschrijf de tekst

Slide 22 - Slide

Een paar gaat uit elkaar en verdeelt zijn bezittingen in hun appartement. 
Vertaal naar het Spaans.
timer
5:00

Slide 23 - Slide

 Een paar gaat uit elkaar en verdeelt zijn bezittingen in hun appartement. 

Slide 24 - Slide

vervolg aanwijzend vnw
ejercicio 11d TB p. 69

zie ook TB p. 72 en 5.3 Tb p.116 


Slide 25 - Slide

vervolg AANWIJZEND VNW 
hier
daar
daarginds

Slide 26 - Slide

a practicar en grupos
Maak de opdracht op de volgende slide
Maak alle werkboekopdrachten en R&S af die horen bij h.6 en 
bij h7, vanaf opdracht 6 TB.
1 t/m 5 TB unidad 7 volgt dinsdag nog 
kijk naar TT 5-6-7
buen fin de semana, volgende week donderdag maken we de proeftoets in de les

Slide 27 - Slide



1. Esta / esa / aquella señora de ahí es mi profesora de matemáticas.
2. En este / ese / aquel grupo de allí hay varios amigos míos.
3. Este / ese / aquel parque de aquí es muy bonito.
4. En esta / esa / aquella oficina de aquí trabaja mi padre.
5. Me gusta esta/ esa / aquella mesa de allí.
6. Este / ese / aquel autobús de ahí va para Barcelona.
7. ¿Cómo se llama este / ese / aquel señor de ahí?

Kies het juiste aanwijzend vnw. 

Slide 28 - Slide