Leerjaar 2: H3 en H4 woordenschat

Deze les
Herhalen H3 Woordenschat
Uitleg H4 Woordenschat: 
voor- en achtervoegsels

1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Deze les
Herhalen H3 Woordenschat
Uitleg H4 Woordenschat: 
voor- en achtervoegsels

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Je leert de betekenis van veel voorkomende voor- en achtervoegsels.
Je leert de betekenis van woorden vinden met behulp van voor- en achtervoegsels.

Slide 2 - Slide

Herhaling H3
Vaste vergelijkingen:
Zo......... als

Voorbeelden:
stijf
gezond
lek

Slide 3 - Slide

H4 Woordenschat
Voor- en achtervoegsels

Slide 4 - Slide

Verbind de grondwoorden met het passende voor- of achtervoegsel
a
her
vol
on
aller
liefde
kennen
beste
eerlijk
sociaal

Slide 5 - Drag question

Voorvoegsel

Er zijn woorden met een stukje ervóór, 
dat is een voorvoegsel.

Dus:
onaardig betekent niet aardig
Bijvoorbeeld: het stukje on- betekent niet.

Slide 6 - Slide

Veelvoorkomende voorvoegsels
Voorbeeld

a-: niet

anti-: tegen

non-: niet

mis-: verkeerd, fout

wan-: slecht, verkeerd

her-: weer, opnieuw

ex-: niet meer

mini-: heel klein

inter-: tussen 2 of meer gebieden

asociaal

antipthie

non-actief

misdragen

wantoestand

herinrichten

ex-man

minibus

interland

Slide 7 - Slide

Achtervoegsels
Veelvoorkomende achtervoegsels:
-aard, -isch, -ing, -ig, -sel, -loos, -vol, -lijk, -aar, -lijk, -heid, -teit, -baar, -atie.

Slide 8 - Slide

Betekenis achtervoegsels
-loos: waardeloos = zonder waarde
-vol: smaakvol = met veel smaak
-vol: waardevol = met veel waarde
-lijks: wekelijks = elke week

Slide 9 - Slide



-(i)teit biodiversiteit

-kundig vakkundig

-(e)lijk wetenschappelijk

-rijk waterrijk

-vaardig slagvaardig

-wekkend angstwekkend



-achtig kinderachtig

-baar onoplosbaar

-eus nerveus, matineus

-heid werkloosheid

-ief subjectief

-ig gelukkig

-isme socialisme



Veelvoorkomende achtervoegsels

Slide 10 - Slide

Waarom?

  • Door voor- en achtervoegsels verandert de betekenis van een woord.

  • Kijk dus altijd goed in de zin wat er precies bedoeld wordt.



Slide 11 - Slide

Wat is de betekenis van het voorvoegsel ex-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
slecht

Slide 12 - Quiz

Wat is de betekenis van het voorvoegsel mis-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
verkeerd

Slide 13 - Quiz

Wat is de betekenis van het voorvoegsel wan-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
slecht

Slide 14 - Quiz

uit te klappen

Slide 15 - Open question

te betalen

Slide 16 - Open question

dat wat je gebakken hebt

Slide 17 - Open question

Wat betekent
non-actief
A
weer actief
B
niet actief

Slide 18 - Quiz

Wat betekent
herkauwers
A
een dier dat zijn eten opnieuw kauwt
B
een dier dat zijn eten meteen goed kauwt

Slide 19 - Quiz


een trein die tussen twee steden rijdt
A
intercity
B
stoptrein
C
sneltrein
D
locomotief

Slide 20 - Quiz


kleine reep
A
ex-reep
B
antireep
C
minireep
D
herreep

Slide 21 - Quiz

Wat is de betekenis van het voorvoegsel anti-?

A
zonder
B
opnieuw
C
tegen
D
verkeerd

Slide 22 - Quiz

Wat is de betekenis van het voorvoegsel her-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
niet

Slide 23 - Quiz

iemand die lui is

Slide 24 - Open question

dat wat overblijft

Slide 25 - Open question

Wat betekent
interregionaal
A
in de regio's
B
tussen regio's

Slide 26 - Quiz

Wat betekent
ex-voorzitter
A
iemand die vroeger voorzitter was
B
verkeerde voorzitter

Slide 27 - Quiz


opnieuw verdelen
A
interverdelen
B
herverdelen
C
weerverdelen
D
wanverdelen

Slide 28 - Quiz


een aankoop waarover de achteraf niet tevreden was
A
miskoop
B
wankoop
C
herkoop
D
interkoop

Slide 29 - Quiz

Wat wist je al?

Slide 30 - Open question

Is er iets wat je nog niet zo goed snapt?
Zo ja, schrijf dit op.

Slide 31 - Open question