Test Jezelf H3 Lucht

Roger draait de dop van een volle fles sinas.
Hij ziet dan overal in de frisdrank gasbelletjes ontstaan.
Uit welk gas bestaan die belletjes?
A
zuurstof
B
stikstof
C
koolstofdioxide
D
koolmonoxide
1 / 23
next
Slide 1: Quiz
NatuurkundeMiddelbare schoolLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Roger draait de dop van een volle fles sinas.
Hij ziet dan overal in de frisdrank gasbelletjes ontstaan.
Uit welk gas bestaan die belletjes?
A
zuurstof
B
stikstof
C
koolstofdioxide
D
koolmonoxide

Slide 1 - Quiz

Brandende olie kan geblust worden door een
'deken' van schuim over het vuur te leggen.
Aan welk gas krijgt het vuur dan gebrek?

Slide 2 - Open question

De scháatsbaan in Calgary ligt ongeveer 1000 m boven zeeniveau. Schaatsers moeten wennen aan het sporten op die hoogte. Anders kunnen ze vooral bij de lange afstanden in ademnood komen. Dat komt doordat ...
A
ze gebrek aan zuurstof krijgen.
B
ze te veel stikstof inademen.
C
de luchtweerstand groter is.
D
ze langzamer gaan ademhalen.

Slide 3 - Quiz

Is de volgende uitspraak waar?

De gasvlam van een brander verbruikt niet
alleen aardgas, maar ook zuurstof.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

Is de volgende uitspraak waar of niet waar?

De lucht om je heen bestaat voor 78% uit
zuurstof en voor 21 % uit stikstof.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Is de volgende uitspraak waar of niet waar?

De drukeenheden hectopascal (hPa) en millibar
(mbar) zijn precies even groot.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Is de volgende uitspraak waar of niet waar?

Op zeeniveau is de luchtdruk circa twee keer zo groot als op 5,5 km hoogte.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Op 16 december 2011 werd in De Bilt een luchtdruk gemeten van 970 hPa.
Een luchtdruk van 970 hPa is ...
A
erg laag.
B
iets onder het gemiddelde.
C
iets boven het gemiddelde.
D
erg hoog.

Slide 8 - Quiz

Tijdens een vliegreis drinkt Martina een flesje met water voor driekwart leeg. Ze doet de dop op de fles en stopt hem weer in haar tas. Na de landing valt het haar op dat het flesje flink in elkaar is gedrukt. Kies de juiste mogelijkheid.
Tijdens het laatste deel van de vlucht is de druk in de cabine
A
kleiner geworden
B
gelijk gebleven
C
groter geworden

Slide 9 - Quiz

Tijdens een vliegreis drinkt Martina een flesje met water voor driekwart leeg. Ze doet de dop op de fles en stopt hem weer in haar tas. Na de landing valt het haar op dat het flesje flink in elkaar is gedrukt. Kies de juiste mogelijkheid.
Tijdens het laatste deel van de vlucht is de druk in het flesje
A
kleiner geworden
B
gelijk gebleven
C
groter geworden is

Slide 10 - Quiz

Een hoogtemeter in een vliegtuig is eigenlijk
een aangepaste barometer. De schaalverdeling geeft niet de druk aan, maar de hoogte boven zeeniveau. Om de hoogte betrouwbaar weer te geven, moet de hoogtemeter afgesteld worden op de luchtdruk op zeeniveau.
Stel je voor dat de piloot per ongeluk 1002 hPa invoert voor de luchtdruk op zeeniveau, terwijl dit 1012 hPa moet zijn. Geeft de hoogtemeter dan een te hoge of juist een te lage waarde aan voor de vlieghoogte?
A
te hoog
B
te laag

Slide 11 - Quiz

Met helium gevulde weerballonnen worden gebruikt om hoog in de atmosfeer weergegevens te verzamelen (figuur 41). De ballonnen zetten tijdens het stijgen zeer sterk uit, totdat ze ten slotte scheuren. De sonde die de weergegevens verzamelt en doorseint, komt daarna aan een parachute naar beneden.
Arie zegt: "Tijdens het stijgen wordt de lucht in de ballon steeds warmer. Daardoor zet de ballon steeds verder uit."
Emil zegt: "Tijdens het stijgen zet de ballon uit. Dat komt doordat de luchtdruk buiten de ballon steeds verder afneemt."
Wie heeft er gelijk?

A
Arie
B
Emil

Slide 12 - Quiz

De druk van de lucht in je longen is gemiddeld .......de atmosferische druk (= druk lucht)
A
groter dan
B
even groot
C
kleiner dan

Slide 13 - Quiz

Om in te ademen, maak je het volume van je longen groter. De druk van de lucht in je longen wordt dan iets groter/kleiner dan de atmosferische druk (druk van de lucht om je heen).
A
groter
B
kleiner

Slide 14 - Quiz

Op weerkaarten zie je lijnen met getallen staan, zoals 980 of 1020.
Hoe worden deze lijnen genoemd?
A
isobaren
B
isosparen
C
isolaren
D
isostaren

Slide 15 - Quiz

Op een weerkaart staan lijnen met getallen, zoals bijv. 1020. Wat is de grootheid die hiermee weergegeven wordt? Schrijf één woord op.

Slide 16 - Open question

Isolatiematerialen zoals glaswol en piepschuim
danken hun isolerende werking aan de ........... die
erin zit. Vul het woord in dat op de stippellijnen moet staan.

Slide 17 - Open question

De hete gassen die uit een fabrieksschoorsteen komen, bestaan vaak voor een groot deel uit waterdamp. Welke fase-overgang is er verantwoordelijk voor dat je vlak boven de schoorsteen een witte
nevel ziet ontstaan?
A
sublimeren
B
verdampen
C
condenseren
D
stollen

Slide 18 - Quiz

Welke twee gassen ontstaan er bij de verbranding van aardgas?
A
zuurstof
B
koolstofdioxide
C
waterstof
D
water

Slide 19 - Quiz

Waar of niet waar?
De waterdamp in lucht begint te condenseren, als de temperatuur stijgt tot boven het dauwpunt.
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

Waar of niet waar?

Hoe groter de hoeveelheid waterdamp per kubieke meter lucht, des te hoger ligt het dauwpunt.
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quiz

Waar of niet waar?

Lucht van 30 °C kan veel minder waterdamp
bevatten dan lucht van O °C (uitgedrukt in g/m3).
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quiz

Waar of niet waar?

Hoe sterker de lucht 's nachts afkoelt, des te groter is de kans dat het sterk gaat dauwen.
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quiz