test

Wat wordt in de scheikunde met de MOL bedoeld?
A
beest in de grond
B
hoeveelheid stoffen
C
een tuin om woeler
D
concentratie stoffen in een 1 liter oplossing
1 / 20
next
Slide 1: Quiz
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3,4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wat wordt in de scheikunde met de MOL bedoeld?
A
beest in de grond
B
hoeveelheid stoffen
C
een tuin om woeler
D
concentratie stoffen in een 1 liter oplossing

Slide 1 - Quiz

Bereken de molecuulmassa van CH3COOH
A
29.02 u
B
45.19 u
C
59.04 u
D
60.05 u

Slide 2 - Quiz

Bereken de molecuulmassa van koolstofdioxide. (gebruik BINAS)

Slide 3 - Open question

pakketje van                          deeltjes
342 g
De mol
58 g
32 g
6,021023

Slide 4 - Slide

Molecuulmassa & molaire massa
massa van een molecuul 

massa van een mol 

H2O=21,008+116,00=18,02u
H2O=21,008+116,00=18,02g
6,02102318,02u=1,0825u
1,0810251,661024=18,02g
1u=1,661024g

Slide 5 - Slide

Welk getal komt overeen met mol?
A
6,21023
B
6,01023
C
1,61027
D
1,71024

Slide 6 - Quiz

Van mol naar gram doe je...
A
Keer dat grote getal
B
Gedeeld door dat grote getal
C
Keer de molecuulmassa
D
Gedeeld door de molecuulmassa

Slide 7 - Quiz

n = chemische hoeveelheid (mol)
m = massa (g)
M = molaire massa (g/mol)

Slide 8 - Slide

van kg naar mol moet je....
A
delen door 1000 en dan delen door molecuulmassa
B
delen door 1000 en dan keer de molecuulmassa
C
keer 1000 en dan delen door molecuulmassa
D
keer 1000 en dan keer de molecuulmassa

Slide 9 - Quiz

Bereken: hoeveel gram komt overeen met 0,12 mol koolstofdioxide?

Slide 10 - Open question

De molaire massa van ijzer(III)oxide is...
A
71,844 g/mol
B
231,53 g/mol
C
159,69 g/mol
D
106,87 g/mol

Slide 11 - Quiz

Bereken: 10,0 gram alcohol (ethanol) komt overeen met...
A
0,217 mol
B
0,312 mol
C
0,167 mol
D
0,0555 mol

Slide 12 - Quiz

Bereken: 5,80 mol bariumnitraat komt overeen met (niet op significantie letten):
A
994 gram
B
1.516 gram
C
1.208 gram
D
1.354 gram

Slide 13 - Quiz

Stel, je hebt 200 mL van een suiker-oplossing van 0,5 mol/L. Hoeveel suiker zit daarin?
A
1,0 mol
B
0,5 mol
C
0,2 mol
D
0,1 mol

Slide 14 - Quiz

De mol is ........
A
.... een vrouw
B
..... een man
C
..... een aantal
D
..... een chemische formule

Slide 15 - Quiz

van gram naar mol moet je:
A
delen door de molecuulmassa
B
vermenigvuldigen met de dichtheid
C
vermenigvuldigen met de molecuulmassa
D
delen door de dichtheid

Slide 16 - Quiz

0,25 mol van een stof weegt 126,075 gram. Bereken de molecuulmassa.

Slide 17 - Open question

Hoeveel zuurstof atomen zitten er in 1 mol watermoleculen?
A
1
B
1 mol
C
2
D
2 mol

Slide 18 - Quiz

1,0 mol van een gas komt overeen met 24,5 L. Stel, je hebt 49 L van dat gas. Dat is ....
A
24 mol
B
2,0 mol
C
24,5 mol
D
0,50 mol

Slide 19 - Quiz

Bereken: 400,8 gram calcium komt overeen met:
A
10 mol calcium
B
1,0 mol calcium
C
10 mol kalium
D
1,0 mol kalium

Slide 20 - Quiz