6.1 Slavernij in de 19e eeuw

Met welke argumenten werd de slavernij verdedigd?
A
Omdat de kolonie anders niet winstgevend was
B
Omdat donkere mensen knechten waren
C
Omdat mensen in de kolonie als minder waardig gezien werden
D
A, B en C werden alle 3 als argument voor slavernij gebruikt
1 / 26
next
Slide 1: Quiz
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Met welke argumenten werd de slavernij verdedigd?
A
Omdat de kolonie anders niet winstgevend was
B
Omdat donkere mensen knechten waren
C
Omdat mensen in de kolonie als minder waardig gezien werden
D
A, B en C werden alle 3 als argument voor slavernij gebruikt

Slide 1 - Quiz

VOC
WIC

Azië
Amerika
Slavernij
Specerijen
Driehoekshandel
Handelsmonopolie

Slide 2 - Drag question

Wat was een belangrijk motief voor Europeanen om slaven uit Afrika naar Amerika te brengen?
A
Ze wilden Afrikaanse cultuur verspreiden in Amerika.
B
Ze hadden goedkope arbeidskrachten nodig voor plantages
C
Ze wilden oorlogen in Afrika voorkomen
D
Europeanen wilden op deze manier christendom verspreiden

Slide 3 - Quiz

Wat was de leus van de Franse Revolutie?
A
Vrijheid, liefde en broederschap
B
Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap
C
Vrede, Vrijheid en Broederschap
D
Vrijheid, Gelijkheid en Vrede

Slide 4 - Quiz

Waar werkten de tot slaaf gemaakten?
A
Plantages
B
Mijnen en bouw
C
In huis
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 5 - Quiz

Leerdoelen van vandaag
  • Je kunt uitleggen onder welke omstandigheden slaven in Noord- en Zuid-Amerika moesten wonen en werken.
  • Je kunt uitleggen welke betekenis slavernij had voor de Nederlandse  koloniën in Amerika.
  • Je kunt uitleggen welke betekenis slavernij had voor Oost-Indië.

Slide 6 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
Je wordt verdeeld in een groepje van 3. Iedereen krijgt een ander gebied:
1. Noord- en Zuid-Amerika
2. Antillen en Caribisch gebied
3. Oost-Indië.

Je krijgt 15 minuten de tijd om stil te werken. Je leest eerst de betreffende alinea te lezen! Daarna maak je een samenvatting. Deze mag uit maximaal 4 zinnen bestaan! Deze zinnen hebben hoofdletters en interpuncite. 

Slide 7 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
Daarna bespreek je dit met je gehele groepje. Je gaat elkaar uitleggen wat je hebt geleerd. Hier heb je 5 minuten voor. 

Daarna bespreken we dit klassikaal. 
Klaar? Ga verder met de andere alinea's alvast samenvatten.

Slide 8 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
Je wordt verdeeld in een groepje van 3. Iedereen krijgt een ander gebied:
1. Noord- en Zuid-Amerika
2. Antillen en Caribisch gebied
3. Oost-Indië.

Je krijgt 15 minuten de tijd om stil te werken. Je leest eerst de betreffende alinea te lezen! Daarna maak je een samenvatting. Deze mag uit maximaal 4 zinnen bestaan! Deze zinnen hebben hoofdletters en interpuncite. 

Slide 9 - Slide

Noord- en Zuid-Amerika
  • Tot slaaf gemaakten werden slecht behandeld in Amerika. 
    Oorzaak: gestegen vraag naar producten (suiker, koffie, tabak, cacao en katoen)
    Gevolg: sterftecijfer hoger dan geboortecijfe
    Gevolg: mensen blijven vervoeren vanuit Afrika
  • Eind 18e eeuw kwamen slaafgemaakten in aanraking met de idealen van de Franse Revolutie.
  • In  de Franse kolonie Saint-Domingue kwam voor het eerst een revolutie, waarbij ze vrijheid, en gelijkheid eisten.

Slide 10 - Slide

Slavernij in het Caribisch gebied
  • In de Nederlandse koloniën werd ook veel gebruik gemaakt van tot   slaaf gemaakten. Zij werden slecht behandeld.
  • Sommige tot slaaf gemaakten vluchtten: marrons
  • Ook kwamen er opstanden voor om aandacht te vragen voor de slechte omstandigheden.
  • Deze werden hard neerslagen door de Nederlanders

Slide 11 - Slide

Oost-Indië
  • Ook in Azië was er slavernij.
  • In Nederlands-Indië moesten slaafgemaakten zwaar werk doen. 
  • Bijvoorbeeld in de landbouw, de mijnen of in het leger. 

Slide 12 - Slide

Slavernij
paragraaf 6.1 en 6.2

Slide 13 - Slide

Abolitionisme
= streven naar afschaffing slavernij

motieven:
  1. Franse revolutie (gelijkheid en vrijheid!)
  2. Christendom: naastenliefde

Slide 14 - Slide

Abolitionisme
Dit zorgde er niet meteen voor dat slavernij werd afgeschaft
  • eerst werd slavenhandel afgeschaft --> slavernij zelf bleef bestaan 
  • eigenaren gingen hun slaven beter behandelen zodat ze (meer) gezonde kinderen zouden krijgen 

Slide 15 - Slide

Keti Koti
Nederland was een van de laatste landen die slavernij afschafte.
In Suriname en op de Antillen wordt dat gevierd met Keti Koti.

In Nederland is er de laatste tijd steeds meer aandacht voor het slavernijverleden.


Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Begin 19e eeuw was het aantal slaven toegenomen
Oorzaak: gestegen vraag naar producten (suiker, koffie, tabak, cacao en katoen)

→ Gevolg: sterftecijfer hoger dan geboortecijfer

→ Gevolg: mensen blijven vervoeren vanuit Afrika

Slide 18 - Slide

Verandering
  • Tot slaaf gemaakten komen in aanmerking met idealen Franse revolutie
  • Andere koloniën: Europeanen onderdrukten deze opstanden hard

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Marrons
  • Iemand die als slaaf van een plantage is gevlucht en als vrije op een afgelegen plek in een eigen gemeenschap leeft
  • Andere slaven bevrijden
  • Plantages aanvallen

Slide 21 - Slide

In 19e eeuw nam onrust in Suriname af
  • Marrons hadden vrede gesloten met Nederlandse bestuur
  • Besef bij plantage-eigenaren
  • Paramaribo: zichzelf vrijgekochten en afstammelingen zwarte vrouwen en witte meesters
  • Tegenstellingen waren minder scherp

Slide 22 - Slide

Wanneer ontstond de slavernij?
A
Slavernij is zo oud als de mensheid
B
Slavernij ontstond in de 15e eeuw
C
Slavernij ontstond in de Egyptische tijd
D
Slavernij ontstond tijdens de Romeinse Tijd

Slide 23 - Quiz

Wat betekent slavernij?
A
Een mens die vrijwillig werk doet
B
Een mens iemands bezit is en gedwongen wordt om te werken
C
Een mens die goed betaald krijgt voor het werk

Slide 24 - Quiz

Wat was een van de redenen dat er minder slavenopstanden waren vanaf 1850?
A
Sommige marrons sloten vrede met het Nederlandse bestuur.
B
Slaveneigenaren kregen betere wapens.
C
Er waren geen slaven meer vanaf 1850.
D
Geen plantages meer vanaf 1850.

Slide 25 - Quiz

Hoe werden mensen slaaf?
A
Ze werden gekocht.
B
Ze betaalden op deze manier hun schulden.
C
Ze waren misdadigers en werden op deze manier gestraft.
D
Alle antwoorden zijn goed.

Slide 26 - Quiz