SE A7 Kader 4 spelling en grammatica H.6

Veel voorkomende fouten SE
Begin artikel: goededag, hallo (NIET DOEN)  ( Mijn naam is...)
                             titel  ontbreekt
Middenstuk:  slechts 1 argument                   (omdat, want)
Slot artikel:     naam ontbreekt
                             Ik  mis: Dus, kortom en oproep
Werkwoordspelling:  tegenwoordige tijd: vindt je  (loop je) 
                                            verleden tijd mv          vierden we

 
1 / 51
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Veel voorkomende fouten SE
Begin artikel: goededag, hallo (NIET DOEN)  ( Mijn naam is...)
                             titel  ontbreekt
Middenstuk:  slechts 1 argument                   (omdat, want)
Slot artikel:     naam ontbreekt
                             Ik  mis: Dus, kortom en oproep
Werkwoordspelling:  tegenwoordige tijd: vindt je  (loop je) 
                                            verleden tijd mv          vierden we

 

Slide 1 - Slide

Welkom...
Pak jij alvast al  je spullen?

 Je krijgt instructie over het meervoud van ZNW en daarna oefen je hiermee.

Doel: jij kunt znw correct in het meervoud schrijven

Slide 2 - Slide

H.6.6 blz. 145 meervoud zelfs.nw
Wat weet je nog?
1 massa 2..................
1 actie 2.........
1 idee 2 ......
1 bacterie 2.......

Schrijf mee en maak aantekeningen

Slide 3 - Slide

-s eraan vast
als uitspraak niet verandert
-garages
-nectarines

meervoud op -en
stoel-stoelen
dief-dieven
stok-stokken


's 
als uitspraak verandert
( ik hou van ys)
baby's
meervoud op ën
valt klemtoon op laatste lettergreep? ën
*feeën-industrieën
maar:
*bacteriën



Slide 4 - Slide

6. Meervoud op -ën

Bij woorden die eindigen op -ee of -ie maak je langer met -ën of met -"n (let op de plaats van de klemtoon)

fee = feeën

knie = knieën

bacterie = bacteriën

porie = poriën

Slide 5 - Slide

Opdrachten zelfstandig 6.6
Maak van blz. 145 de opdrachten 1-2-3- (4 pc)

Klaar: lees in je leesboek of oefen met de QR-code of bekijk het filmpje en  de volgende dia's


Slide 6 - Slide

0

Slide 7 - Video

Welkom allemaal
We starten met een herhaling van meervoud znw.

Daarna uitleg 6.7 blz. 146 Samenstelling

Tot slot: zelfstandig opdrachten maken: 1-2+ module 

Slide 8 - Slide

Waar ligt de klemtoon van het
woord ceremonie?
A
ce
B
re
C
mo
D
nie

Slide 9 - Quiz

Hoe schrijf je het meervoud van
ceremonie?

Slide 10 - Open question

Wat is goed?
A
groenten
B
groentes
C
allebei goed
D
allebei fout

Slide 11 - Quiz

Wat is goed?
A
tweën
B
tweeën
C
twëen
D
tweëen

Slide 12 - Quiz

Wat is goed?
1 graf
A
2 graaven
B
2 grafen
C
2 graffen
D
2 graven

Slide 13 - Quiz

Noteer het meervoud van het woord.

taxi

Slide 14 - Open question

Zelfstandig naamwoord


Woorden voor mensen
bakker - tandarts - boer - leerling - jongen - meisje
Woorden voor dieren
hond - paard - lieveheersbeestje - panda - marmot
Woorden voor planten
tulp - roos - eik - dennenboom - tulp - boterbloem
Woorden voor dingen
iPad - telefoon - kast - etui - kleed - broek - stoel
me-di-pla-di
Woorden voor namen
Kees - Sofie - Praxis - Albert Heijn - Coca Cola - Haribo - Apple - Jansen
Woorden voor gevoel
liefde - haat - angst - geluk - pijn - dorst - boosheid

Slide 15 - Slide

Probleemstelling
waarom wordt tomaat  + soep: tomatensoep
én
tarwe  + meel: tarwemeel

waarom wordt zon  +    wijzer: zonnewijzer
én
berenvel  maar beregezellig?

Slide 16 - Slide

aantekening: 6.7 (neem over)
  • = 1e deel een znw dat in het mv eindigt op -en? (kippensoep)
  • Heeft 1e deel 2 mv-vormen? (groenten-groentes) aspergesoep.
  • = samenstelling een VERSTERKING? reuzeleuk-beresterk
  • als er maar 1 van is: maneschijn-zonnebrand
  • heeft 1e deel geen mv? tarwemeel-rijstepap

Slide 17 - Slide

zon+ wijzer
A
zonnenwijzer
B
zonnewijzer

Slide 18 - Quiz

station+ straat
A
stationenstraat
B
stationstraat
C
stationsstraat

Slide 19 - Quiz

vitamine+ pil

Slide 20 - Open question

opdrachten
Maak de vorige les af 6.6 >1-2-3
én
6.7 samenstelling> 1-2-3
klaar: extra module Talent Digitaal- module op papier

spelvorm met 2-3 personen:  znw
(leerplein:    4 lln)

Slide 21 - Slide

Programma
instructie 6.8
zelfstandig opdrachten

Slide 22 - Slide

Herhaling (wisbordjes )
maan+schijn=
vmbo+leerling
1 crème   2 ......
het (melden) bericht
Gisteren (melden) wij dit bericht.

Slide 23 - Slide

6.8 bijvoeglijke naamwoorden
Het geschrokken meisje is bang. 

De verbrande aardappels
De verklede leerling







Het meisje is geschrokken.


De aardappels zijn verbrand.

De leerling is verkleed

Slide 24 - Slide

Volt.deelwoord als bijv.nw
- schrijf het zo kort mogelijk op, tenzij uitspraak verandert

Ik heb de opdracht gemaakt> de gemaakte opdracht
Ik heb deze kans gemist> de gemiste kans
Ik heb hem gered> de geredde man



Slide 25 - Slide

(stoffelijk) bijv. naamwoord 6.8
  • zegt iets over een znw (rode auto-mooie auto)
  • stoffelijk bv zegt van welke stof/materiaal een znw is gemaakt.
  • stoffelijk bv> eindigt vaak op -en: papieren beker
                                                                              wollen trui
                                                                              gouden medaille
  • tenzij het een bewerkt materiaal is (nieuwe stoffen)
                                                                                 plastic riem
                                                                                 nylon t-shirt

Slide 26 - Slide

De …….. ring
A
zilveren
B
zilvere

Slide 27 - Quiz

de ……… tafel
A
houte
B
houten
C
plasticen

Slide 28 - Quiz

asperge+ soep=
A
aspergessoep
B
aspergesoep
C
aspergensoep

Slide 29 - Quiz

opdrachten zelfstandig 6.8
opdrachten 6.8
Klaar: spelvorm (werkwoorden- znw-)
of
stencils 

Slide 30 - Slide

Welkom allemaal
Pak jij alvast je spullen?
blz.  148
We starten met de puzzel

Telefoon in je tas

Slide 31 - Slide

Herhaling grammatica/spelling
De (verraden) spion loopt gevaar
een (wol) deken
Dit is een (missen) kans
een (nylon) trui
1 kolonie 2 .........
1 garage 2.........
Bedenk ook eens welke regel erbij hoort!

Slide 32 - Slide

  • De (verraden) spion loopt gevaar 
  • een (wol) deken 
  • Dit is een (missen) kans 
  • een (nylon) trui 
  • 1 kolonie 2 ......... 
  • 1 garage 2.........
  • de verrade spion

  • een wollen deken
  • gemiste kans
  • nylon trui
  • 2 koloniën
  • 2 garages

Slide 33 - Slide

Voorkennis hoofdletters en leestekens
Doel: 
je weet wanneer je hoofdletter moet schrijven
je weet welke leestekens je moet gebruiken in een zin
je kunt het koppelteken- correct gebruiken

Slide 34 - Slide

Juist of onjuist:
Pieter Van Duinrade
A
Juist
B
Onjuist

Slide 35 - Quiz

Juist of onjuist:
Mees riep: Kijk uit voor die fietser!

A
Juist
B
Onjuist

Slide 36 - Quiz

Slide 37 - Video

aantekening 6.9 blz. 148
Hoofdletters: let op: Meneer Van Dale maar Meneer P. van Dale
                                           Merken, namen, landen, rivieren, begin zin, titels
koppelteken - : klinkerbotsing bij samenstelling> diploma-uitreiking
                                 cijfers/symbolen/afkorting> A4-papier- tv-zender
                                 voorvoegels> niet-roker, non-actief
 trema ": geen samenstelling, uitspraakprobleem of cijfers> vegetariër,  tweeëndertig                        
apostrof ' : bezit en uitspraakprobleem, afkorting  Max' boek,  mbo 'er
é  of  è   ê:  é = lange klank: oké                   è = korte klank    crème     ê Franse woorden: enquête

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Link

welkom..
Pak jij alvast je spullen?
Hoofdstuk 6 herhaling woordsoorten en hoofdletters


*vrijdag 7 feb: deadline HO boekverslag
*maandag 10 februari SE A7 (H.6)

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

Zij zijn dommer als/ dan wij/ons.
A
Als ons
B
Als wij
C
Dan ons
D
Dan wij

Slide 42 - Quiz

Schrijf goed op:
Meisje+fiets, Koningin+dag, koningin+soep, boek+kast, gedachte+gang

Slide 43 - Open question

Wat is goed:
De vergro.....e foto hangt in de kast.

Slide 44 - Open question

Slide 45 - Slide

antwoorden: 

Slide 46 - Slide

pers.vnw (vervangen door naam)
bez.vnw  ( geeft bezit aan)
LW 
VZ (Kastwoord)
ZNW (kun je verkleinen, lw ervoor)
BV (zegt iets over een zn)
TW (geeft getal of hoeveelheid aan)
WW
ZWW (kun je niet weglaten)
HWW (kun je wel weglaten)
voegwoorden (plakt zinnen aaneen)

Gaat u maar zitten
Dit is mijn fiets
de-het-een
 (in-uit-aan-)
kast, liefde, Piet
rode, mooie, spannende
geeft getal-hoeveelheid aan: meer
kun je in andere tijd zetten
 ik zal gaan lopen
ik zal gaan lopen
 maar, omdat

Slide 47 - Slide

als/dan
Jij rent sneller dan mij/ik?
Jij kookt net zo lekker als hij/hem?

TIP (zet het werkwoord erachter)

Slide 48 - Slide

Slide 49 - Link

Programma
  • Handelingsopdracht
  • SE A7
  • oefening met de wisbordjes

  •  Bingo spelen

Slide 50 - Slide

werkwoordspelling en Bijv.nw
Kijk goed en leg uit

De kaars brandde een hele tijd.
De kaars heeft gebrand.
De verbrande kaars

Slide 51 - Slide