Spelling - (mede)klinkers, klanken en klankgroepen

Spelling 
Klinkers, medeklinkers, korte & lange klanken en klankgroepen. 

1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsISK

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Spelling 
Klinkers, medeklinkers, korte & lange klanken en klankgroepen. 

Slide 1 - Slide

Welkom
  • Neem een laptop
  • (GEEN koptelefoon)
  • Ga rustig zitten
  • Log in op de laptop
  • Praat zachtjes met je buur

Slide 2 - Slide

Overzicht van de les
  • Lesdoel
  • Instructie
  • Aan de slag
  • Afsluiting

Slide 3 - Slide

Lesdoel
Ik kan:
  • korte & lange klanken herkennen
  • woorden splitsen in klankgroepen

Ik weet:
  • wanneer ik een letter weg moet halen
  • wanneer ik een tweelingletter moet
    gebruiken


Slide 4 - Slide

Kun jij het alfabet opzeggen?
A
ja
B
nee

Slide 5 - Quiz

KLINKERS EN MEDEKLINKERS

Ons alfabet bestaat uit twee soorten letters:

klinkers en medeklinkers.


Om goed te kunnen spellen is het belangrijk om te weten welke letters de klinkers en welke de medeklinkers zijn.


Slide 6 - Slide

De klinkers zijn rood, de medeklinkers zijn blauw.

(au & oei zijn ook klinkers)

Slide 7 - Slide

KORTE EN LANGE KLANKEN


Met klinkers kun je korte en lange klanken maken. 

Zeg de woorden hardop. 





Slide 8 - Slide

KORTE KLANK


Als je het woord hardop zegt, en je hoort een korte klank, 

dan schrijf je maar één klinker:


bank - bed - post - put - vis





Slide 9 - Slide

LANGE KLANK


Als je het woord hardop zegt, en je hoort een lange klank, 

dan schrijf je  twee klinkers


kaart - feest - boot - vuu





Slide 10 - Slide

KORTE & LANGE KLANK

Sommige woorden hebben een korte én een lange klank


lantaarn -  - kantoor - alleen





Slide 11 - Slide

paal
A
korte klank
B
lange klank

Slide 12 - Quiz

vis
A
korte klank
B
lange klank

Slide 13 - Quiz

klop
A
korte klank
B
lange klank

Slide 14 - Quiz

vuur
A
korte klank
B
lange klank

Slide 15 - Quiz

groot
A
korte klank
B
lange klank

Slide 16 - Quiz

fles
A
korte klank
B
lange klank

Slide 17 - Quiz

deeg
A
korte klank
B
lange klank

Slide 18 - Quiz

Korte of lange klank?

Slide 19 - Slide

Klankgroepen
Een woord kun je in stukje verdelen. 
Ieder stukje is een klankgroep. 
Een woord kan uit één of meer klankgroepen bestaan. 
In alle klankgroepen zit een lange of een korte klank. 


Slide 20 - Slide

Hoe doe je dat? 
1. Luister naar het woord in je hoofd (bv 'regen')
2. Hak het woord in klankgroepen. Doe dit door te klappen.  
Hoor je aan het eind van de eerste klank een korte klank? > Dan schrijf je een extra medeklinker. 
Bijvoorbeeld: kippen / ki - pen / kippen
Hoor je aan het eind van de eerste klankgroep een lange klank? > Dan schrijf je een maar één klinker. 
bijvoorbeeld: regen / ree -gen / regen

Slide 21 - Slide

De a in 'hamer' klinkt als
A
een lange klinker
B
een korte klinker

Slide 22 - Quiz

De u in 'muggen' klinkt als
A
een lange klinker
B
een korte klinker

Slide 23 - Quiz

De o in 'spotten' klinkt als
A
een lange klinker
B
een korte klinker

Slide 24 - Quiz

De e in 'wezen' klinkt als
A
een lange klinker
B
een korte klinker

Slide 25 - Quiz

De a in 'bijna' klinkt als
A
een lange klinker
B
een korte klinker

Slide 26 - Quiz

De a in 'wangen' klinkt als
A
een lange klinker
B
een korte klinker

Slide 27 - Quiz

Klankgroepen maken 
We gaan oefenen met klankgroepen maken. 
Klappen jullie mee? 

Slide 28 - Slide

regen
A
re-gen
B
reg-en

Slide 29 - Quiz

hagelslag
A
hagel - slag
B
ha -gel -slag
C
ha-gelslag

Slide 30 - Quiz

waterkraan
A
wa-ter-kraan
B
water-kraan
C
wat-erkraan

Slide 31 - Quiz

Extra

Slide 32 - Slide

Hoe sluiten we de les af?
  • Laptop afsluiten en in de kast opbergen
    aan de lader.
  • Blijf rustig zitten en praat zachtjes.
  • Pak je tas in.
Als ik het zeg:
Mag je opstaan, je stoel aanschuiven en wachten bij de deur tot de bel gaat.






Slide 33 - Slide