Les 9

Pak een krant of een tijdschrift en lees 10 minuten in stilte.
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Pak een krant of een tijdschrift en lees 10 minuten in stilte.

Slide 1 - Slide

Registeren LessonUp
Gebruik de link die in de chat staat en registreer je met je e-mailadres van school.

Slide 2 - Slide

Opbouw van de les
Korte instructie
Opdrachten maken en zelf nakijken

Slide 3 - Slide

Deze les
Aan het einde van deze les kun je teksten, tabellen en diagrammen gebruiken om informatie te vinden.

Slide 4 - Slide

Een tabel aflezen
  1. Lees eerste de titel van de tabel, je weet dan welke informatie in de tabel staat.
  2. Ga na welke informatie  in de linkerkolom en in de bovenste rij van de tabel staat. 
  3. Vervolgens kun je de tabel aflezen en conclusies trekken op basis van de gegevens.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Proper is als hoogste geëindigd. 
Pure heeft de hoogste prijs, maar is als vierde geëindigd.
Conclusie: Proper komt inderdaad het beste uit de test en het duurste wasmiddel is niet het beste.

Slide 7 - Slide

Diagram aflezen
  1. Ook bij een diagram lees je eerst de titel. 
  2. Daarna ga je na welke informatie in de legenda staat en 
  3. bij een staafdiagram of een lijndiagram ga je na welke informatie er op de horizontale as en de verticale as staat.
In een diagram worden aantallen of hoeveelheden weergegeven. Veelgebruikte diagrammen zijn het cirkeldiagram, het staafdiagram en het lijndiagram. 
Soms wordt informatie bij een tekst ook in een kaart weergegeven. In de legenda van de kaart kun je zien wat de verschillende kleuren in de kaart betekenen.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

{
Je leest het diagram af en ziet dat de lichtblauwe strook smaller wordt. Daaruit concludeer je dat het brommerbezit bij mensen van 16 tot 20 jaar is afgenomen
Je ziet dat alle andere stroken breder worden. Daaruit concludeer je dat bij alle andere leeftijdscategorieën het brommerbezit is toegenomen. 
Je ziet dat het totaal aantal brommers in Nederland in 2015 op 1,1 miljoen uitkomt. Dat betekent dat er in 2015 1,1 miljoen bromfietsen waren in Nederland.

Slide 10 - Slide

Teksten bij de vragen
Je vindt de teksten bij de vragen op its learning bij de les van vandaag. Je hebt de volgende twee teksten nodig:
  • Huizenkoper vrijwel altijd goedkoper uit dan huurder
  • Dit vind jij irritant aan je collega's - en zij aan jou
De opdrachten vind je bij deze les. 
Na iedere vraag krijg je het voorbeeldantwoord. Als jouw antwoord compleet anders is dan bekijk je hoe dat komt. Lukt het niet? Laat het me dan weten.

Slide 11 - Slide

De volgende vragen horen bij de tekst
De volgende vragen horen bij: 'Huizenkoper vrijwel altijd goedkoper uit dan huurder'

Slide 12 - Slide

In de tekst staat dat kopers in Amsterdam en Utrecht duurder uit zijn dan sociale huurders in die steden. Leg uit hoe dit blijkt uit de tabel.

Slide 13 - Open question

Hoe komt het dat een koopwoning per maand vaak goedkoper is dan een socialehuurwoning?
Schrijf ook op in welke alinea je het antwoord hebt gevonden.

Slide 14 - Open question

De schrijver zegt in alinea 5 dat de prijzen van vrijesectorwoningen in de Randstad enorm hoog zijn.
Leg uit hoe dit komt.

Slide 15 - Open question

De schrijver zegt in alinea 5 dat de prijzen van vrijesectorwoningen in de Randstad enorm hoog zijn.
Leg uit hoe dit blijkt uit de tabel.

Slide 16 - Open question

De schrijver zegt in alinea 6 dat in delen van Limburg de socialehuurwoningen duurder zijn dan de vrijesectorwoningen.
Leg uit hoe dit komt.

Slide 17 - Open question

De schrijver zegt in alinea 6 dat in delen van Limburg de socialehuurwoningen duurder zijn dan de vrijesectorwoningen.
Leg uit hoe dit blijkt uit de tabel.


Slide 18 - Open question

Ronald Paping heeft het in de tekst over ‘een omgekeerd Robin Hood-effect’.
Leg uit wat het ‘omgekeerd Robin Hood-effect’ inhoudt.

Slide 19 - Open question

Ronald Paping heeft het in de tekst over ‘een omgekeerd Robin Hood-effect’.
Leg uit hoe het ‘omgekeerd Robin Hood-effect’ blijkt uit de tabel.

Slide 20 - Open question

Situatie:
Kim twijfelt of ze in Utrecht of in Amsterdam wil wonen. Ze komt niet in aanmerking voor een socialehuurwoning.
In welke stad kan Kim het beste gaan wonen als ze zo goedkoop mogelijk wil wonen? Hoe blijkt dit uit de tabel?

Slide 21 - Open question

Situatie:
Emma wil in Almere gaan wonen. Ze twijfelt of ze zal huren of kopen. Ze komt niet in aanmerking voor een socialehuurwoning.
Kan Emma het beste een woning huren of kopen als ze zo goedkoop mogelijk wil wonen? Hoe blijkt dit uit de tabel?

Slide 22 - Open question

Situatie:
Thijmen heeft recht op een socialehuurwoning. Hij verdient niet genoeg om een huis te kunnen kopen.
In welke stad kan Thijmen het beste gaan wonen als hij zo goedkoop mogelijk wil wonen? Hoe dit blijkt uit de tabel?

Slide 23 - Open question

De volgende vragen horen bij de tekst
De volgende vragen horen bij: 'Dit vind jij irritant aan je collega's - en zij aan jou'

Slide 24 - Slide

Wat heeft de hoogleraar van de Radboud Universiteit onderzocht?

Slide 25 - Open question

Welke informatie geeft het staafdiagram weer? Beschrijf in je antwoord ook wat de blauwe staven en de rode staven weergeven.

Slide 26 - Open question

Leg uit hoe het komt dat in dit diagram de blauwe staven hoger zijn dan de rode staven.

Slide 27 - Open question

Welke informatie geeft het staafdiagram ‘Top vijf irritante eigenschappen van mijzelf’ weer? Beschrijf in je antwoord ook wat de blauwe staven en rode staven weergeven.

Slide 28 - Open question

De schrijver doet in alinea 5 de uitspraak: ‘Alleen als het gaat om betweterigheid en te weinig feedback geven, steken we de hand in eigen boezem.’
Wat bedoelt de schrijver met ‘de hand in eigen boezem steken’?

Slide 29 - Open question

Op welke manier ondersteunt de informatie in het diagram ‘Top vijf irritante eigenschappen van mijzelf’ de uitspraak van de schrijver in alinea 5?

Slide 30 - Open question

In alinea 6 zegt de schrijver dat we geen zelfkennis hebben.
Geef aan op welke manier dit blijkt uit de diagrammen.

Slide 31 - Open question

Dit heb ik deze les geleerd

Slide 32 - Open question

Hier heb ik nog moeite mee

Slide 33 - Open question

Volgende les
Samenvatten

Slide 34 - Slide