What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Herhaling grammatica 11 januari
Grammatica herhaling
1 / 24
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
This lesson contains
24 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Grammatica herhaling
Slide 1 - Slide
Het werkwoord 'zijn' (onregelmatig)
Ik ben
Jij bent/ ben jij
U bent
Hij/zij is
Wij zijn
Jullie zijn
Zij zijn
Slide 2 - Slide
Ik (zijn) morgen jarig.
A
ben
B
is
C
zijn
Slide 3 - Quiz
Jullie (zijn) te laat.
A
is
B
zijn
C
bent
Slide 4 - Quiz
Zij (zijn) een lerares
A
zijn
B
bent
C
is
Slide 5 - Quiz
Zij (zijn) zussen.
A
is
B
zijn
C
bent
Slide 6 - Quiz
Meervoud
Na é, -e, -el, -en, -er, -em, -ie, -je is het meervoud 's.
Horloge - horloges
Na -a, -i, -o, -u, -y is het meervoud 's
Baby - baby's
Slide 7 - Slide
Maan = manen
Beeld = beelden
Hek = hekken
Mand = manden
Slide 8 - Slide
Wat is het meervoud van het woord 'de baby'?
Slide 9 - Open question
Wat is het meervoud van het woord 'het paard'?
Slide 10 - Open question
Wat is het meervoud van het woord 'de vinger'?
Slide 11 - Open question
Wat is het meervoud van het woord 'de wekker'?
Slide 12 - Open question
Wat is het meervoud van het woord 'het huis'?
Slide 13 - Open question
Wat is het meervoud van het woord 'het kopje'?
Slide 14 - Open question
Slide 15 - Slide
De boom staat voor het huis.
A
huis
B
boom
C
voor
D
staat
Slide 16 - Quiz
De schoenen liggen onder het bed.
A
bed
B
onder
C
schoenen
D
liggen
Slide 17 - Quiz
De jongen wijst naar de sterren.
A
naar
B
wijst
C
jongen
D
sterren
Slide 18 - Quiz
De schoenen zitten in de doos
A
doos
B
in
C
zitten
D
schoenen
Slide 19 - Quiz
Persoonlijke voornaamwoorden
Ik, jij, u, wij, jullie --> persoonlijke voornaamwoorden.
Verwijst naar een persoon of groep zonder ze bij naam te noemen.
Slide 20 - Slide
Kinderen spelen met de bal. ..... vinden dit leuk.
A
Hij
B
Jullie
C
Ze
Slide 21 - Quiz
Mijn vader gaat naar zijn werk. .... is om zes uur weer thuis.
A
Zij
B
Hij
C
Wij
Slide 22 - Quiz
Wat is het meervoud van deze zin:
Jij bent jarig.
A
Jullie zijn jarig.
B
Wij zijn jarig.
C
Hij is jarig.
Slide 23 - Quiz
Wat is het meervoud van deze zin?
Hij gaat op vakantie.
A
Zij gaan op vakantie.
B
Jullie gaan op vakantie.
Slide 24 - Quiz
More lessons like this
Herhaling t/m les 10 woensdag 7 december
November 2022
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
Personal Pronouns & To be
September 2021
- Lesson with
12 slides
Engels
Middelbare school
vmbo k, g
Leerjaar 1
Zeg 't eens les 2
November 2023
- Lesson with
25 slides
NT2
ANT2+
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
SK5 werkwoordspelling tegenwoordige tijd en verleden tijd
June 2023
- Lesson with
21 slides
NT2
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Week 36 2 TL
September 2017
- Lesson with
11 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
KJ - Lesson 5: I, he and we (klas 1C)
October 2023
- Lesson with
27 slides
Engels
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 1
KJ - Lesson 5: I, he and we (klas 1D)
September 2021
- Lesson with
32 slides
Engels
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 1
18/6 werkwoordspelling tegenwoordige tijd en verleden tijd
June 2024
- Lesson with
31 slides
NT2
Middelbare school
havo
Leerjaar 1