• What is LessonUp
  • Search
  • Channels
  • AI tools

    Beta

‹Return to search

OEFENEN KLAS 4TL

OEFENEN KLAS 4TL
1 / 40
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

OEFENEN KLAS 4TL

Slide 1 - Slide

Ihr .... gut gearbeitet. (haben)
A
habt
B
haben
C
hat
D
hast

Slide 2 - Quiz

Wir .... Hausaufgaben gemacht. (haben)
A
hat
B
habe
C
habt
D
haben

Slide 3 - Quiz

haben

ihr _______
A
hat
B
habt
C
hast
D
haben

Slide 4 - Quiz

haben

__________ ihr Haustiere?
A
Hast
B
Hat
C
Habt
D
Habet

Slide 5 - Quiz

haben

er _______
A
habt
B
hat
C
hast
D
habe

Slide 6 - Quiz

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Er (sein) seine Schwester.
A
bist
B
ist
C
sein
D
sind

Slide 7 - Quiz

ihr .................... (sein)
A
bist
B
sind
C
bin
D
seid

Slide 8 - Quiz

sein
A
ich bist
B
ihr seid
C
ihr seit
D
du ist

Slide 9 - Quiz

sein

er ...
A
bist
B
ist
C
seid
D
sind

Slide 10 - Quiz

ovt = onvoltooid verleden tijd
haben
welke is goed?
A
wir hatten
B
wir habten
C
wir hattet
D
wir haten

Slide 11 - Quiz

Maak verleden tijd van de zin:

Ich habe eine Jacke.
A
Ich habt eine Jacke.
B
Ich hatte eine Jacke.
C
Ich war eine Jacke.
D
Ich hattet eine Jacke.

Slide 12 - Quiz

Vervoeg HABEN in de verleden tijd.
Wir ..... keine Ahnung.
A
haten
B
hatten
C
hattet
D
haben

Slide 13 - Quiz

Vervoeg HABEN in de verleden tijd.
Du ... (had) schlechte Laune (humeur).
A
hattest
B
warst
C
war
D
hatte

Slide 14 - Quiz

Wat is de verleden tijd van:
Sie haben
A
Sie hatten
B
Sie hatte
C
ich hatte
D
sie hatte

Slide 15 - Quiz

Wat is de verleden tijd van:
ich habe
A
ich werde
B
ich hatte
C
ich war
D
ich hadde

Slide 16 - Quiz

Vul de juiste vorm van de verleden tijd in:
(sein) Ich ..... sehr krank.
A
was
B
war
C
bin
D
ware

Slide 17 - Quiz

Vul de juiste vorm van de verleden tijd in:
(sein) Ihr ..... nicht bei Oma zu Besuch?
A
waren
B
sind
C
seid
D
wart

Slide 18 - Quiz

Vervoeg SEIN in de verleden tijd.
.......Sie schon mal auf Ibiza?
A
Waren
B
Wart
C
War
D
Warst

Slide 19 - Quiz

Vervoeg SEIN in de verleden tijd.
Ariane ............... noch in der Schule.
A
war
B
wart
C
waren
D
was

Slide 20 - Quiz

Vervoeg SEIN in de verleden tijd.
Mein Handy ... (was) kaputt.
A
war
B
warest
C
waren
D
wart

Slide 21 - Quiz

Ergänze die richtige Form (verleden tijd!)

sein
Letzes Jahr _______ wir oft im Kaufhaus.
A
waren
B
war
C
sind
D
sein

Slide 22 - Quiz

modale werkwoorden
Hunde _____ mit in diesen Park.
A
darf
B
darfst
C
dürfen
D
dürft

Slide 23 - Quiz

Modale werkwoorden
Du ..... (wissen) es bestimmt!
A
weiß
B
weißen
C
wissen
D
weißt

Slide 24 - Quiz

Wat is geen modaal werkwoord?
A
wollen
B
dürfen
C
sollen
D
werden

Slide 25 - Quiz

Modale werkwoorden
Ihr _____ diese Aufgabe machen.
A
muss
B
musst
C
müssen
D
müsst

Slide 26 - Quiz

Modale werkwoorden
Maxine ..... (müssen) noch viel lernen.
A
muss
B
müss
C
müssen
D
musst

Slide 27 - Quiz

Voltooid deelwoord van: arbeiten
A
arbeitet
B
gearbeited
C
arbeited
D
gearbeitet

Slide 28 - Quiz

Het voltooid deelwoord van kaufen
A
gekauft
B
kauft
C
kauf
D
gekaufen

Slide 29 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van vertrauen
A
vertrauet
B
vertraut
C
vergetraut
D
gevertraut

Slide 30 - Quiz

Wat is GEEN voltooid deelwoord?
A
gefunden
B
hören
C
beschrieben
D
gelesen

Slide 31 - Quiz

voltooid deelwoord: fragen
A
fragen
B
gefragt
C
gefraget
D
fragt

Slide 32 - Quiz

Voltooid deelwoord van gratulieren
A
gegratuliert
B
vergratuliert
C
gratuliert
D
grutijuisdfjkhsdfn

Slide 33 - Quiz

zwakke werkwoorden:
Ihr ________ den ganzen Tag!
A
rede
B
redest
C
redet

Slide 34 - Quiz

zwakke werkwoorden:
Ihr ________ den ganzen Tag!
A
rede
B
redest
C
redet
D
redt

Slide 35 - Quiz

zwakke werkwoorden:
Du _______ auf den Bus.
A
warte
B
wartest
C
warten

Slide 36 - Quiz

zwakke werkwoorden:
Wir _____ in Hamburg.
A
leben
B
lebst
C
lebe

Slide 37 - Quiz

zwakke werkwoorden:
Ihr _____ in Berlin.
A
wohnt
B
wohne
C
wohnst

Slide 38 - Quiz

zwakke werkwoorden:
Er _____ mit seinem Freund.
A
spielen
B
spiele
C
spielt

Slide 39 - Quiz

Het zwakke werkwoord

Er (feiern)
A
feierne
B
feiernt
C
feier
D
feiert

Slide 40 - Quiz

More lessons like this

De grote kennisquiz

August 2024 - Lesson with 44 slides by Quiz!
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4
Quiz!Quiz!

Herhalen haben sein werden (VT) + voltooid deelwoorden

September 2024 - Lesson with 40 slides
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

20210617 Vorbereitung PWW 3 Jun i2021

June 2021 - Lesson with 26 slides
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Grammatica: verleden tijd zwak + haben, sein, werden

March 2025 - Lesson with 22 slides
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Haben und Sein vervoegen ovt en het voltooid deelwoord

September 2024 - Lesson with 22 slides
DuitsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

lektion 1 und 2

September 2023 - Lesson with 32 slides
DuitMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Haben + sein + zwak ww

January 2024 - Lesson with 48 slides
DuitsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1,2

Grammatica - module: werkwoorden ott - ovt incl Modalverben

September 2024 - Lesson with 30 slides
DuitsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2-6
LessonUp
TermsPrivacy StatementCookie StatementContact
English

Our Cookies

We use cookies to improve your user experience and offer you personalized content. By using Lessonup you agree to our cookie policy.

Change settings