Lezen hoofdstuk 4,5 en 6


Ik zit klaar voor de les:

  • Mijn spullen liggen op tafel (boek, pen, papier, IPad).
  • Mijn telefoon zit in mijn tas.
  • Mijn oortjes zijn uit.
  • Mijn jas hangt aan de kapstok.
  • Ik heb geen pet of capuchon op.
  • Ik eet of drink niet meer.

1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson


Ik zit klaar voor de les:

  • Mijn spullen liggen op tafel (boek, pen, papier, IPad).
  • Mijn telefoon zit in mijn tas.
  • Mijn oortjes zijn uit.
  • Mijn jas hangt aan de kapstok.
  • Ik heb geen pet of capuchon op.
  • Ik eet of drink niet meer.

Slide 1 - Slide

Lezen
Hoofdstuk 4,5 en 6


Slide 2 - Slide

Lezen
3 paragrafen + herhaling van hoofdstuk 1,2 en 3

*Inleiding, middenstuk en kern
*Het doel van een tekst
* Tekst en afbeeldingen

Slide 3 - Slide

Hoofdstuk 4
Leerdoel: Je kunt de inleiding, het middenstuk en het slot van een tekst herkennen.

Slide 4 - Slide

Opbouw van een tekst
Een tekst is opgebouwd in drie verschillende onderdelen:
- Inleiding
- Kern
- Slot


Slide 5 - Slide

De inleiding
  • Kennismaking met het onderwerp:
    - Met een voorbeeld
    - Met een grappig verhaaltje (anekdote)
  • De inleiding bestaat meestal uit één alinea.

Slide 6 - Slide

Het middenstuk


  • Grootste gedeelte van de tekst
  • Meerdere alinea's
  • Deelonderwerpen

Slide 7 - Slide

Het slot
  • De tekst wordt samengevat
  • Het belangrijkste wordt herhaald
  • Vaak laatste alinea

Slide 8 - Slide

Nieuwsbericht
Let op: een nieuwsbericht bestaat uit een inleiding en kern. Geen slot!

Het belangrijkste staat in de inleiding, verdere informatie in de kern.

Slide 9 - Slide

Alle teksten hebben een inleiding - middenstuk - slot
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Kies het juiste woord:

In een inleiding / middenstuk / slot van een tekst
maak je kennis met het onderwerp van de tekst.
A
inleiding
B
middenstuk
C
slot

Slide 11 - Quiz

Wat is de waarheid?
inleiding-middenstuk-slot
A
Een inleiding bestaat uit één zin.
B
In het slot wordt het belangrijkste herhaald.

Slide 12 - Quiz

Wat is de waarheid?
inleiding-middenstuk-slot
A
Het middenstuk is het grootste gedeelte van de tekst.
B
Het eerste deel van de tekst heet het SLOT

Slide 13 - Quiz

Wat is de waarheid?
inleiding-middenstuk-slot
A
De inleiding bestaat uit meerdere alinea's.
B
De laatste alinea van de tekst is het slot.

Slide 14 - Quiz

Huiswerk
Maak vanaf bladzijde 90 opdracht 1, 2 en 4

Klaar? Werken in je werkboek

Slide 15 - Slide


Ik zit klaar voor de les:

  • Mijn spullen liggen op tafel (boek, pen, papier, IPad).
  • Mijn telefoon zit in mijn tas.
  • Mijn oortjes zijn uit.
  • Mijn jas hangt aan de kapstok.
  • Ik heb geen pet of capuchon op.
  • Ik eet of drink niet meer.

Slide 16 - Slide

Hoofdstuk 5
Leerdoel: Je kunt het doel van de tekst herkennen

Slide 17 - Slide

LEZEN

doel van een tekst


Een schrijver heeft met een tekst altijd een bedoeling.


Bijvoorbeeld uitleggen 
hoe je voor een konijn
 moet zorgen.

Slide 18 - Slide

DOEL van een tekst


- De schrijver wil bij de lezer iets bereiken, daarom heeft een tekst een DOEL

Slide 19 - Slide

Tekstdoelen
De schrijver van een tekst heeft een doel.
  • Amuseren --> vermaken
  • Iets te weten komen --> informeren
  • Mening geven --> overtuigen
  • Iets wel of niet doen --> overhalen / activeren
  • Zeggen hoe je iets moet doen --> instrueren (uitleggen)


Slide 20 - Slide

DOEL:

Informeren


De schrijver wil dat je iets te weten komt

Slide 21 - Slide

DOEL:

Instrueren


De schrijver wil uitleggen hoe je iets moet doen

Slide 22 - Slide

DOEL:

Activeren


De schrijver wil dat je iets WEL gaat doen

Slide 23 - Slide

DOEL:

Mening geven


De schrijver zijn mening geven over iets.

Slide 24 - Slide

DOEL:

Amuseren


De schrijver wil je vermaken

Slide 25 - Slide


Wat voor soort tekst is dit?
A
nieuwsbericht
B
stripverhaal
C
reclametekst
D
recept

Slide 26 - Quiz


Wat is het doel van deze tekst?
A
mening geven
B
amuseren
C
informatie geven
D
iets laten doen

Slide 27 - Quiz

Lees de tekst.

Slide 28 - Slide

Wat is het doel van de tekst?
A
informeren
B
amuseren

Slide 29 - Quiz

Lees de tekst.

Slide 30 - Slide

Wat is het doel van de tekst?
A
informeren
B
amuseren

Slide 31 - Quiz

Lees de tekst.

Slide 32 - Slide

Wat is het doel van de tekst?
A
informeren
B
amuseren

Slide 33 - Quiz

Huiswerk
Maak vanaf bladzijde 116 opdracht 1, 2 en 4

Klaar? Werken in je werkboek

Slide 34 - Slide


Ik zit klaar voor de les:

  • Mijn spullen liggen op tafel (boek, pen, papier, IPad).
  • Mijn telefoon zit in mijn tas.
  • Mijn oortjes zijn uit.
  • Mijn jas hangt aan de kapstok.
  • Ik heb geen pet of capuchon op.
  • Ik eet of drink niet meer.

Slide 35 - Slide

Hoofdstuk 6
Leerdoel: Je kunt informatie uit afbeeldingen halen.

Slide 36 - Slide

Afbeeldingen/illustraties
1. Schrijver wil extra informatie geven. Je begrijpt de tekst daardoor beter. Voorbeelden: schema, tabel, landkaart etc.

2. Schrijver wil de tekst aantrekkelijker maken.

Slide 37 - Slide

Huiswerk
Maak vanaf bladzijde 143 opdracht 1, 2 en 4

Klaar? Werken in je werkboek

Slide 38 - Slide

Opdracht
Stap 1. Zoek op internet een tekst zonder afbeeldingen (tijdschrift, online krant etc.). De tekst moet minimaal een half A4'tje zijn.
Stap 2. Kopieer de tekst en plak deze in een leeg Google Document.
Stap 3. Zoek afbeeldingen die bij de tekst passen en voeg deze toe aan de tekst. Dit doe je door te kopiëren en te plakken.
Stap 4. Schrijf onder iedere afbeelding waarom jij hebt gekozen voor juist dit plaatje. Wat draagt het bij aan de tekst? Geeft het de lezer meer duidelijkheid of is het puur om de tekst aantrekkelijker te maken?
timer
10:00

Slide 39 - Slide