H4 paragraaf 1.2

Waar denk je aan bij het woord schaarste?
1 / 16
next
Slide 1: Mind map
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Waar denk je aan bij het woord schaarste?

Slide 1 - Mind map

Hoeveel van de volgende goederen zijn schaars in economische zin?
Kraanwater, het zand op het strand, het licht uit een lamp, een bloemkool van de groenteboer.
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 2 - Quiz

Paragraaf 1.2
* Budgetlijn 

*  Opofferingskosten

Slide 3 - Slide

opofferingskosten
Voor elke keuze die je maakt, moet je andere alternatieven opofferen. 
Dus als je ervoor kiest om op zaterdagmiddag bij de supermarkt te werken kan je die tijd niet meer besteden aan: schoolwerk, gamen, afspreken met vrienden, sporten, etc. 
De opbrengsten van die alternatieven offer je dus op. 

Slide 4 - Slide

Voorbeeld





Maar hoe zit het nu met de opofferingskosten (netto baten van beste alternatief)?

Slide 5 - Slide

Misha heeft de keuze uit drie bijbaantjes; deze baantjes gelden per week.
a. Achter de kassa bij de supermarkt; 6 uur, dit levert € 4 per uur op.
b. Werken bij de bakker; 8 uur, dit levert € 3,50 per uur op.
c. Werken bij de manege; 5 uur, dit levert € 5 per uur op. Alleen het werken bij de manege geeft haar heel veel plezier; dit is haar € 10 waard.
Bereken de opofferingskosten per week van het werken bij de manege in euro's.
A
24
B
28
C
35
D
52

Slide 6 - Quiz

Het budget
Als je alle middelen die iemand heeft bij elkaar optelt, krijg je het budget.

Slide 7 - Slide

De algemene vergelijking van een budgetlijn is als volgt:
budget = (prijs goed 1 x aantal goed 1) + (prijs goed 2 x aantal goed 2)

In ons voorbeeld: 
6 = 1,50 x aantal broodjes + 1 x aantal saucijzenbroodjes

Slide 8 - Slide

De budgetlijn
Je kunt dit laten zien a.d.h.v. een budgetlijn:

Slide 9 - Slide

Verschuiving budgetlijn
Als het budget of de prijs van de producten verandert, verandert ook de budgetlijn.
Stel dat de prijs van 
saucijzenbroodjes stijgt 
naar €1,50. 
Dan wordt de nieuwe 
budgetlijn:

Slide 10 - Slide

Stel dat vervolgens je budget stijgt naar €7,50. 
Dan wordt de nieuwe budgetlijn:

Slide 11 - Slide

Voorbeeld
Je hebt een budget van € 6,- per week voor broodjes bij de kantine. Een belegd broodje kost €1,50 en een saucijzenbroodje kost €1,-. Je kunt dan kiezen uit de volgende mogelijkheden:

Slide 12 - Slide

Voorbeeld
Je hebt een budget van € 6,- per week voor broodjes bij de kantine. Een belegd broodje kost €1,50 en een saucijzenbroodje kost €1,-. Je kunt dan kiezen uit de volgende mogelijkheden:

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Oefensom
Gegeven is dat iemand een budget heeft van € 10. Hij koopt daarvan appels en bananen.
Een appel kost € 0,25 en een banaan € 0,50. 
1) Stel de vergelijking van de budgetlijn op.
2) Teken de budgetlijn.
Stel dat prijs van bananen stijgt.
3) Hoe verschuift de budgetlijn? (Maak schetsje.)

Slide 15 - Slide

Uitwerking oefensom
1) 10 = 0,25 x qa + 0,50 x qb
2) 
3)

Slide 16 - Slide