Samen Leven Toets

Vragen hebben kleurtjes

GROEN: ALLE niveaus
GEEL: WIT/BLAUW niveau
BLAUW: BLAUW niveau
1 / 41
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Vragen hebben kleurtjes

GROEN: ALLE niveaus
GEEL: WIT/BLAUW niveau
BLAUW: BLAUW niveau

Slide 1 - Slide

Hiernaast zie je een afbeelding van een poolwoestijn. Een poolwoestijn valt onder:
A
Habitat
B
Leefomgeving
C
Biotoop

Slide 2 - Quiz

Poolwoestijn is een landaschap met de juiste omstandigheden voor bv. Poolvossen. Het is voor hun een geschikte:
A
Biotoop
B
Habitat
C
Overlevenomgeving
D
Camouflage omgeving

Slide 3 - Quiz

Tekst voor invullen volgende vraag.

Slide 4 - Slide

Maak gebruik van vorige slide om deze vraag te beantwoorden.
In Nederland kan je Wilde Edelherten vinden. Beschrijf kort een biotoop en habitat van voor een Edelhert die je in Nederland tijdens zomertijd zou vinden.
Biotoop:
Habitat:

Slide 5 - Open question

Als je een gebied hebt met biotisch en abiotische factoren die samenspelen, noem je zo een gebied een:
A
Levende systeem
B
Ecosysteem
C
Biosysteem
D
Dood systeem.

Slide 6 - Quiz

Sleep naar juiste afbeelding
Ecosysteem
Biotisch
Abiotisch

Slide 7 - Drag question

Biotisch
Abiotisch
Wind
Lucht
Zuurstof
Water
Grond
Roofvijanden
Soort
genoten
Plant
Bacterie
Voedsel

Slide 8 - Drag question

Diepzeevissen leven ontzettend diep in het oceaan. Het druk neemt toe met 1 atmosfeer voor elke 10 meter diepte. Het vissoort Gigantactis leeft tussen 1000 en 2500 meter diep in het in het oceaan. Men vind ze vooral rond 1750m diepten (net tussen in). Hij heeft specifieke aanpassing om in zo een extreem omgeving te overleven.

Als hij boven de 900m zwemt kan hij spontaan ontploffen door zijn aanpassingen, maar als hij dieper dan 2600m zwemt kan hij imploderen.
Hij kan dus niet over deze grenzen. Hoe noem je zulke grenzen?
A
Toepassingsgrenzen
B
Tolerantiegrenzen
C
Ontmoetingsgrenzen
D
Doodelijkgrenzen

Slide 9 - Quiz

Als Gigantacis dichterbij het tolerantie gebied zwemt wordt zijn overlevingskans:
A
Verhoogd
B
Verlaagd

Slide 10 - Quiz

Wetenschappers vinden deze vissen meestal rond het 1750m gebied. Zo een gebied noem je het ______
A
Optimum gebied
B
Minimum gebied
C
Maximum gebied.

Slide 11 - Quiz

Maak een tekening in je bijlage van een tolerantiegrafiek die bij Gigantactis hoort. Hiernaast een voorbeeld bij Bijen.

In je grafiek hoef je geen tekening van visjes te maken.
Wat wel zichtbaar moet zijn is het abiotisch factoor die bijhoort, het maximum, minimum en optimum eenheid.

Slide 12 - Open question

Wat is biodiversiteit?
A
Alle uitgestorven planten en dieren
B
Bedreigde dier- en plantensoorten
C
De variatie van soorten in de natuur

Slide 13 - Quiz

In tropische gebieden vindt ontbossing plaats, waardoor er meer ruimte is voor de landbouw.

Heeft ontbossing invloed op de biodiversiteit? Zo ja, neemt de biodiversiteit door ontbossing toe of af?
A
Ontbossing heeft geen invloed op de biodiversiteit.
B
Door ontbossing neemt de biodiversiteit toe.
C
Door ontbossing neemt de biodiversiteit af.

Slide 14 - Quiz

Waar is de biodiversiteit het grootst
A
In het stadspark
B
op een industrie terrein
C
in de plantenbak
D
In de garage

Slide 15 - Quiz

Bloemen en bijen hebben een soort samenwerken relatie. Dit noemt men
A
Predatie
B
Symbiose
C
Concurrentie

Slide 16 - Quiz

Leeuwen en Hyena's vechten tegen elkaar om een dode Bison te eten. Hoe noem je zo een relatie?
A
Symbiose
B
Predatie
C
Concurrentie

Slide 17 - Quiz

Noem een voorbeeld van Predatie.

Slide 18 - Open question

Er zijn 3 verschillende vormen van Symbiose. Één heeft voordeel en één is neutraal, dit is:
A
Commensalisme
B
Parasitisme
C
Mutualisme

Slide 19 - Quiz

Noem een voorbeeld van Parasitisme

Slide 20 - Open question


Wat zie je op het plaatje?
A
voedselketen
B
voedselweb
C
voedselkringloop

Slide 21 - Quiz

Consumenten
Afvaleters
Reducenten
Producenten

Slide 22 - Drag question

Als planten worden gegeten door een consument, wordt ongeveer de helft van de voedingsstoffen gebruikt als bouwstof of als brandstof. De rest wordt uitgepoept. Schematisch ziet dat er zo uit (afbeelding).

Waarom is het efficiënter planten te eten ipv. Dieren?

Slide 23 - Open question

In de koolstof-kringloop komt koolstof in verschillende vormen voor. In welke vorm wordt het door planten opgenomen?
A
O2
B
CO2
C
Glucose
D
H2O

Slide 24 - Quiz

Omschrijf in een paar woorden wat de koolstofkringloop is. (en niet "dat is de kringloop van koolstof")

Slide 25 - Mind map

Wat is een goede uitleg betreft een voedselweb
A
Dat zijn verschillende organismen die in een gebied leven
B
Dat zijn meerdere voedselketens in een gebied die onderling ook weer een bepaalde connectie hebben
C
Dat zijn verschillende dieren die met elkaar in relaties staan doordat ze kunnen paren.
D
Dat zijn de organismen in een koolstogkringloop

Slide 26 - Quiz

in welk onderdeel van de voedselketen komen carnivoren voor?
A
Producenten
B
Reducenten
C
Consumenten
D
Carnicenten

Slide 27 - Quiz

Maak de juiste voedselketen. Sleep de afbeeldingen op de juiste plek (rode vakken). Begin bij het dier wat eerste gegeten wordt.

Slide 28 - Drag question

Welk organisme in de afbeelding hiernaast is een consument van de tweede orde?
A
Konijn
B
paardenbloem
C
wezel

Slide 29 - Quiz

De Wolf in Nederland
In de zomer van 2019 werden de eerste jonge wolven op de Veluwe geboren. De jaren ervoor liepen wolven al regelmatig door ons land. Maar nu lijkt de wolf echt in Nederland te willen blijven.  De Veluwe is ons grootste natuurgebied. Het landschap bestaat uit stuifzandgebieden, heide en gemengd bos. Het bos zorgt voor voedselrijke grond. Er is genoeg ruimte voor de wolf. Ook is er door de verschillende soorten landschappen genoeg voedsel, in de vorm van grote zoogdieren zoals herten en wilde zwijnen.
Vragen op volgende slides

Slide 30 - Slide

Wat zijn de biotopen op de Veluwe?

Slide 31 - Open question

Wat betekent de komst van de wolf voor de kringloop?

    Vossen aten reeën en muizen.
    Reeën aten berkenbomen en gras.
    Edelherten aten berkenbomen en gras.
    Muizen aten berkenbomen en eikenbomen
    Moeflons, een soort wilde schapen, aten eikenbomen en dennenbomen
    Wilde zwijnen aten eikenbomen
Je hebt nog wormen, bacteriën en schimmels

Slide 32 - Slide

Stel een voedselkringloop op(eigen keuze organismen uit vorige slide). Teken het op papier en lever het hier in. Zet ook bij wie de producent, cosument, reducent en afvalverwerker zijn.

Slide 33 - Open question

Waar in het voedselweb staat dit organisme?
A
Producent
B
Consument vd 1e orde
C
Consument vd 2e orde
D
Consument vd 3e orde

Slide 34 - Quiz

eenvoudig voedselweb
A
Pioniersecosysteem
B
Topecosysteem

Slide 35 - Quiz

Voedselweb of voedselketen?
A
Voedselweb
B
Voedselketen

Slide 36 - Quiz

Wat mag er niet in een voedselweb?
A
planteneters
B
vleeseters
C
afvaleters
D
nutriënten

Slide 37 - Quiz

Wat is "uitputting"van het milieu?
A
dat het milieu moe van ons wordt
B
dat we te veel uit het milieu halen
C
dat we het milieu vervuilen

Slide 38 - Quiz

Wat is een oorzaak van uitputting?
A
Boskap
B
Gebruik van ijzererts voor menselijke doeleinden
C
Lekken van olie in de zee

Slide 39 - Quiz

Wat is een goed voorbeeld van vervuiling?
A
De goudmijnen in Zuid-Afrika
B
De uitstoot van fijnstof en CO2 door auto's
C
Het kappen van de bomen in het Amazone gebied

Slide 40 - Quiz

Wat is vervuiling?
A
Grondstoffen uit het milieu halen
B
Grondstoffen aan het milieu toevoegen
C
Afvalstoffen uit het milieu halen
D
Afvalstoffen aan het milieu toevoegen

Slide 41 - Quiz