Grammatica

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Grammatica

Een lidwoord met bijvoeglijk naamwoord en zelfstandig naamwoord

Een woord dat iets zegt over een zelfstandig naamwoord noemen we

Noem drie zelfstandige naamwoorden op

Kies de juist werkwoordsvormen

1. Alle spullen zijn afgeprijst.
2. Alle spullen zijn afgeprezen.
3. Alle spullen zijn afgeprijsd.

Wat is de werkwoordsvorm van zin 13?

1. persoonsvorm tt
2. persoonsvorm vt
3. voltooid deelwoord
4. bijvoeglijk naamwoord

Wat is 'glimlachend' voor werkwoordsvorm?

1. tegenwoordig deelwoord
2. voltooid deelwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. infinitief

Wat zijn de werkwoordsvormen?

1. persoonsvorm, infinitief en voltooid deelwoord
2. zww, hww en kww
3. tegenwoordige, verleden, voltooide tijd

Wat is GEGAAN voor werkwoordsvorm?
Zij was naar huis gegaan?

1. persoonsvorm tegenwoordige tijd
2. persoonsvorm verleden tijd
3. voltooid deelwoord
4. heel werkwoord

Persoonlijk voornaamwoord

Bezittelijk voornaamwoord

Aanwijzend voornaamwoord

Deze

Hij

Zijn

Dat

Het

Hun

Mijn

Die

Wat is de persoonsvorm ?

De persoonsvorm

Mijn voetbal

is

gevallen

 in de sloot

Aanwijzende voornaamwoorden

Vragende voornaamwoorden

Persoonlijk 

voornaamwoord

Bezittelijk

voornaamwoord

die

deze

zulk

wie

wat voor

welk

zo'n

diegene

ik

hij

ons

Haar

jullie

Zijn

Sleep de woordsoorten naar de juiste voorbeelden.

op, na, voor, gedurende

opbergen, zijn, keek, gelopen

de, het, een

vijf, weinig, tiende, laatste

prachtig, Nederlandse, groot

Utrecht, meisje, geld, kapper

lidwoord (lw)

zelfstandig naamwoord (zn)

bijvoeglijk naamwoord (bn)

werkwoord (ww)

voorzetsel (vz)

telwoord (tw) (hoofd- en rang-)

Aanwijzend voornaamwoord

Betrekkelijk voornaamwoord

De voetballer die bij Ajax speelt.

Deze jas is van mij.

Dat hondje is lief.

Een meisje dat ik ken.

Zin 1

Wie

zou

dat

Wie zou dat gedaan hebben? 

Aanwijzend voornaamwoord

Vragend voornaamwoord

Hulpwerkwoord

Sleep alle woorden naar de juiste woordsoort.

dit

jouw

boek

of

het

zijne?

Is

bezittelijk voornaamwoord

zelfstandig voornaamwoord

lidwoord

aanwijzend voornaamwoord

werkwoord

juist

onjuist

Een zin heeft altijd één persoonsvorm.

Onderwerp en persoonsvorm staan altijd naast elkaar.

De persoonsvorm verandert mee met tijd en getal.

Een zin met meerdere persoonsvormen noemen we een samengestelde zin.

Wie/wat + gezegde?

Wie/wat + gezegde + onderwerp?

Aan/voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?

Dit zinsdeel begint altijd met een voorzetsel.

lijdend voorwerp

meewerkend voorwerp

onderwerp

voorzetsel-voorwerp

Wat is het onderwerp in deze zin? 

"Het probleem zijn de hoge kosten."

Het onderwerp

naamwoordelijk deel

Het probleem

De hoge kosten

Werkwoordelijk gezegde

Naamwoordelijk gezegde

Haar broer lijkt heel aardig.

Werkwoordelijk gezegde

Naamwoordelijk gezegde

Jesper is naar het circus geweest 

Stappenplan naamwoordelijke gezegde vinden

1

2

3

4

Stel vast of er een koppelwerkwoord in de zin staat.

Stel vast of het onderwerp iets doet of iets is of wordt

Is/wordt de onderwerp iets? Stel de vraag: Wat + persoonsvorm + onderwerp + overige werkwoorden? Het antwoord op de vraag is het naamwoordelijke deel.

Noteer het naamwoordelijk gezegde: pv + [naamwoordelijke deel] + overige werkwoorden

Ik

heb

een boek

gekocht.

Onderwerp

werkwoordelijk gezegde

lijdend voorwerp

persoonsvorm

Werkwoordelijk gezegde

Naamwoordelijk gezegde

Ik was een piraat

Werkwoordelijk gezegde

Naamwoordelijk gezegde

Haar broer schijnt met een zaklamp

Mijn zusjes gaan logeren.

persoonsvorm

infinitief

gaan

logeren

Naamwoordelijk gezegde

Werkwoordelijk gezegde

Het onderwerp doet iets 

Het onderwerp is iets.

persoonsvorm tt enkelvoud

persoonsvorm tt meervoud

persoonsvorm vt enkelvoud

persoonsvorm vt meervoud

besteed of besteedt

besteden

besteedden

besteedde

De lerares

geeft

een proefwerk.

persoonsvorm

onderwerp

lijdend voorwerp

werkwoordelijk  gezegde

4. Werd je actief betrokken bij de les?

😒🙁😐🙂😃

7. Vond je de les leuk?

😒🙁😐🙂😃

Evaluatie
Wat heb je deze les geleerd