Herhaling tekstbegrip toetsweek einde schooljaar 4

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 4

Herhaling tekstbegrip toetsweek einde schooljaar 4

Wat voor een tekstdoel heeft een betoog:

1. informeren
2. overtuigen
3. amuseren
4. opinieren

Hoe lees je als je beoordeelt of de informatie in de tekst betrouwbaar is?

1. scannend
2. niet
3. orienterend
4. kritisch

Wat is belangrijk bij een inleiding?

Welke van de onderstaande signaalwoorden geeft een oorzakelijk verband aan?

1. ten eerste
2. daardoor
3. maar
4. bijvoorbeeld

Wat is geen mogelijkheid om een tekst af te sluiten?

1. afweging
2. aanbeveling
3. oproep
4. nieuwe informatie

Welke twee soorten argumenten kennen we?

Welk tekstdoel heeft een beschouwing?

1. opinieren
2. overtuigen
3. verklaren
4. informeren

Welke tekstsoort hoort bij een column?

wat zijn drogredenen?

1. onjuiste argumenten in een redenering
2. foute tegenargumenten
3. Argumenten die fout klinken maar goed zijn.
4. een ander woord voor een weerlegging

Ik weet niet of ik jou kan laten beslissen. Kleine kinderen laat je ook niet alleen oversteken.

1. onjuist beroep autoriteit
2. hellend vlak
3. onjuist beroep op vergelijking
4. cirkelredenering

Welk tekststructuur past het beste bij een beschouwing?

1. Indelingsstructuur
2. Probleem-oplossingsstructuur
3. Stelling-argumentenstructuur

Welke tekstvorm past bij een activerende tekst?

1. anekdote
2. recensie
3. verslag
4. sollicitatiebrief

Welk argument gebruik je als je het niet eens bent met een argument?

1. tegenargument
2. weerlegging
3. subargument
4. argument

Wat is de naam van een zin die de belangrijkste mededeling van een alinea bevat?

In wat voor soort tekst vind je vaak een voordelen-nadelenstructuur?

1. betogende tekst
2. informerende tekst
3. amuserende tekst
4. uiteenzetting

Wat is het kenmerk van een beschouwende tekst?

1. De lezer vermaken met een verhaal
2. Informatie geven zonder mening
3. Verschillende meningen laten zien over een onderwerp
4. De lezer overtuigen van één standpunt

Hoe noem je de drogreden waarbij je maar twee mogelijkheden presenteert, terwijl er meer zijn?

1. onjuist beroep op autoriteit
2. hellende vlak
3. Vals dilemma
4. persoonlijke aanval

.In alinea … staat het signaalwoord ‘maar’, wat voor tekstverband is dat?

1. Oorzakelijk verband
2. Tegenstellend verband
3. Doel-middel verband
4. Concluderend verband

Hoe noem je het belangrijkste wat over het onderwerp in een tekst wordt gezegd?

1. hoofdgedachte
2. onderwerp
3. conclusie
4. standpunt

Welke van deze opties is GEEN functie van een inleiding?

1. Een grappige anekdote
2. Een of meer vragen die je publiek aan het denken zet
3. Het belangrijkste argument van de tekst
4. Een of meerdere voorbeelden

Welk signaalwoord hoort bij een tegenstellend verband?

1. ten eerste
2. daardoor
3. maar
4. bijvoorbeeld

Wat is de functie van het volgende tekstgedeelte?
"Kortom, gezond eten is belangrijk voor iedereen."

1. inleiding
2. uitleg
3. conclusie
4. voorbeeld

'Hij wilde komen, maar hij was ziek.'
Van welk verband is hier sprake?

1. opsommend
2. Vergelijkend verband
3. oorzaak/gevolg
4. tegenstellend