This lesson contains 86 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Thema 5 Stevigheid en beweging
Oefenopdrachten
Slide 1 - Slide
Hoe verandert de samenstelling van botten tijdens het ouderworden
A
er komt steeds meer lijm stof en steeds meer kalk zouten in de botten
B
er komt steeds meer lijm stof en steeds minder kalk zouten in de botten
C
er komt steeds minder lijm stof en steeds meer kalkzouten in de botten
D
er komt steeds minder lijm stof en steeds minder kalkzouten in de botten
Slide 2 - Quiz
Welk type been verbinding is het staartbeen
A
naad
B
vergroeid
C
Kraakbeen
D
gewricht
Slide 3 - Quiz
Wat kan er gebeuren met je wervelkolom als je vaak scheef zit in de klas
A
niks
B
wervelkolom kan scheef komen te staan
Slide 4 - Quiz
Je hebt een onderzoek gedaan naar blessures. Er wordt een grafiek gemaakt van de resultaten. Waarom moeten beide grafieken op een aparte dia?
A
geen idee
B
dat hoeft niet
C
dat lijkt mooier
D
hoe groter hoe beter zichtbaar
Slide 5 - Quiz
Herhalingsles
intro
oefenen leerstof SE
afsluiting
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Video
Wat is belangrijk om te vermelden bij de presentatie van een onderzoek
A
Slide 8 - Quiz
Bij osteoporose neemt de hoeveelheid botmassa af door een stofwisselingsstoornis. In de afbeelding zie je twee soorten weefsels. In welk weefsel kan osteoporose plaatsvinden:
A
links (blauwe weefsel)
B
Rechts (rode weefsel)
Slide 9 - Quiz
Hoe heet het als botten brozer worden door botafbraak?
A
Lactose
B
Osteoporose
C
Artrose
Slide 10 - Quiz
Beweging ontstaat doordat .... 1 .... kunnen samentrekken.
.... 2 .... kunnen niet samentrekken, maar zorgen voor verbinding met het bot.
A
1: spieren
2: spieren
B
1: pezen
2: pezen
C
1: pezen
2: spieren
D
1: spieren
2: pezen
Slide 11 - Quiz
Uit welke delen bestaat het skelet?
A
Schedel, ledematen en armen
B
Romp, ledematen en armen en benen
C
Schedel, romp, ledematen
D
Schedel, romp, ledematen, armen en benen
Slide 12 - Quiz
In welk type bot zit rood beenmerg?
A
Alleen platte beenderen
B
Alleen pijpbeenderen
C
Zowel platte beenderen als pijpbeenderen
D
Geen van beiden.
Slide 13 - Quiz
Welk onderdeel is verantwoordelijk voor de smering van een gewricht?
A
Kraakbeen
B
Kalk
C
Ligamenten
D
Slijmbeurs
Slide 14 - Quiz
De meniscus is .......
A
een ander woord voor gewrichtskapsel
B
een kraakbeenschijf die zich in de knie bevindt
C
een kraakbeenschijf die zich in de nek bevindt
D
een slijmbeurs die zich tussen pees en bot bevindt
Slide 15 - Quiz
Welke blessure zie je in de afbeelding? Let op: je ziet voor-en zij-aanzicht
A
Kneuzing
B
Botbreuk
C
Ontwrichting
D
Spierscheuring
Slide 16 - Quiz
Beschadiging van een weefsel, zonder dat er iets breekt of scheurt
A
Verzwikking
B
Kneuzing
C
Voetbalknie
Slide 17 - Quiz
Welke blessure is een vorm van RSI (klachten door repeterende bewegingen)?
A
verzwikte enkel
B
muisarm
C
tenniselleboog
D
zweepslag
Slide 18 - Quiz
Je linkerarm buigt zich doordat de biceps zich aanspant. Wat doet de antagonist van de biceps?
A
Die zorgt ervoor dat de rechterarm zich buigt.
B
Die zorgt ervoor dat de rechterarm zich strekt.
C
Die zorgt ervoor dat de linkerarm zich strekt.
Slide 19 - Quiz
De biceps is een..
A
armstrekspier
B
beenstrekspier
C
armbuigspier
D
armstrekspier
Slide 20 - Quiz
In de afbeelding zie je mo bicep, je biceps en je triceps (armspieren) zijn voorbeelden van..
A
Naadverbindingen
B
Pezen
C
Antagonisten
D
Scharniergewrichten
Slide 21 - Quiz
Wat zijn voorbeelden van gewrichten?
A
ruggengraat
B
schedel
C
knie
D
elleboog
Slide 22 - Quiz
Welke beweging is in de elleboog mogelijk als je het bot bij het pijltje beweegt:
A
een draaiende beweging
B
buigende en strekkende beweging
C
een rolbeweging
D
er is geen beweging mogelijk
Slide 23 - Quiz
Wat zie je in deze afbeelding?
A
Een elleboog
B
Een gewricht
C
Iets buigbaars
Slide 24 - Quiz
Kraakbeen weefsel
Been- of bot weefsel
Slide 25 - Drag question
Benoem de botten
Slide 26 - Drag question
gewrichtskapel
Bot
Kapselbanden
Bot
gewrichtssmeer
kraakbeenlaagje
Slide 27 - Drag question
Houdt de botten bij elkaar en maakt gewrichtssmeer
Geeft extra versteviging
Dit draait in de gewrichtskom
Hierdoor kunnen botten soepel bewegen
Hierdoor kunnen botten soepel bewegen en voorkomt dat botten slijten
Gewrichtskogel
Gewrichtskapsel
gewrichtsbanden
gewrichtssmeer
kraakbeen
Slide 28 - Drag question
bot
pees
spier
Slide 29 - Drag question
ruggenmerg
wervel (bot)
zenuw
Slide 30 - Drag question
Sleep naar de botten die je ziet op de röntgenfoto
Spaakbeen
Opperarmbeen
Ellepijp
Slide 31 - Drag question
Door het ... slijten botten minder snel
... zorgt ervoor dat botten goed kunnen bewegen.
Het ... houdt de botten op hun plaats
In de gewrichtskom kan de ... bewegen
Tussen botten die goed bewegen zit een laagje ...
... zijn een extra versteviging om het gewricht.
gewrichtssmeer
kraakbeen
Gewrichtskapsel
Kapselbanden
Gewrichtskogel
Gewricht
Slide 32 - Drag question
Botbreuk
Ontwrichting
Verstuiking
Slide 33 - Drag question
Gewrichtsblessures
Spierblessures
Botblessures
Botbreuk
Ontwrichting
Verstuiking
Verzwikking
Spierpijn
Spierkneuzing
Spierkramp
Zweepslag
Slide 34 - Drag question
Kraakbeenweefsel of botweefsel?
kraakbeen
kraakbeen
bot
bot
bot
Slide 35 - Drag question
Hoe heet spier 1? Hoe heet spier 2?
A
Nr 1: armbuigspier
Nr 2: armstrekspier
B
Nr 1=armstrekspier
Nr 2=armbuigspier
Slide 36 - Quiz
Als spier S samentrekt, wordt deze spier?
A
korter
B
langer
Slide 37 - Quiz
Bij welke spierblessure trekt een spier plotseling samen?
A
Spierkramp
B
Spierpijn
C
Spierscheuring
Slide 38 - Quiz
Welke spierblessure is dit? Afvalstoffen blijven achter in de spier.
A
Spierpijn
B
Spierkneuzing
C
Spierkramp
D
Spierscheuring
Slide 39 - Quiz
Wat is een beenverbinding?
A
Twee beenderen die met elkaar verbonden zijn
B
Botten die tegenover elkaar bewegen
C
Botten waar spieren aan vast zitten
D
Alleen gewrichten zijn beenverbindingen
Slide 40 - Quiz
Hoe noem je deze beenverbinding?
A
Gewricht
B
Vergroeid
C
Kraakbeen
D
Naad
Slide 41 - Quiz
Wat is geen beenverbinding?
A
naad
B
vergroeid
C
kraakbeen
D
bindweefsel
Slide 42 - Quiz
Hoe noem je deze beenverbinding?
A
Gewricht
B
Vergroeid
C
Kraakbeenverbinding
D
Naadverbinding
Slide 43 - Quiz
Wat voor beenverbinding is de knie?
A
Kraakbeenverbinding
B
Vergroeid
C
Gewricht
D
Naden (naadverbinding)
Slide 44 - Quiz
De namen van de vier beenverbindingen zijn
A
Vergroeiing
Kraakbeen
Gewricht
Naadverbinding
B
Verbening
Kraakbeen
Borstbeen
Gewricht
C
Vergroeiing
Naadverbinding
Kraakbeen
Gewricht
Slide 45 - Quiz
Wat zijn voorbeelden van gewrichten?
A
ruggengraat
B
schedel
C
knie
D
elleboog
Slide 46 - Quiz
Welke beenverbinding zit er tussen de wervels?
A
Naden
B
Vergroeid
C
Kraakbeen
D
Gewricht
Slide 47 - Quiz
Wat kun je zeggen over de wervelkolom van deze jongen
A
Deze heeft een dubbele S-vorm
B
Deze heeft GEEN dubbele S-vorm
C
Deze heeft een S-vorm
D
Deze heeft GEEN
S-vorm
Slide 48 - Quiz
Deze persoon heeft haar gewrichtskapsel te ver uitgerekt. Dit noemen wij een...?
A
Kneuzing
B
Ontwrichting
C
Verstuiking
D
Spierscheuring
Slide 49 - Quiz
Wat is een effect van een goede warming-up?
A
De hartslag gaat omhoog
B
De kans op blessures wordt kleiner
C
De spieren worden opgewarmd
D
Je verbrand de meeste calorieën
Slide 50 - Quiz
Slide 51 - Slide
Wat zijn de taken van het skelet?
A
stevigheid en vorm
B
stevigheid, vorm en bescherming
C
stevigheid, vorm, bescherming en beweging
D
stevigheid, vorm, bescherming, beweging en stilstaan
Slide 52 - Quiz
Welke functie van het skelet zie je het beste terug bij de schedel?
A
Het skelet geeft vorm aan het lichaam
B
Het skelet beschermt kwetsbare organen
C
Het skelet maakt het lichaam stevig
D
Het skelet zorgt dat het lichaam kan bewegen
Slide 53 - Quiz
Zorgt kalk of lijmstof voor stevigheid?
A
Kalk
B
Lijmstof
Slide 54 - Quiz
Waaruit bestaan botten?
A
lijmstof
B
kraakbeen
C
kalk en kraakbeen
D
kalk en lijmstof
Slide 55 - Quiz
Er is wel beweging mogelijk bij de volgende beenverbindingen
A
Naden
B
Gewricht
C
Kraakbeen
D
Vergroeid
Slide 56 - Quiz
Welke beenverbinding is het meest beweeglijk
A
Kraakbeen
B
Naad
C
Vergroeid
D
Gewricht
Slide 57 - Quiz
Welke beenverbinding zit er tussen de wervels?
A
Naden
B
Vergroeid
C
Kraakbeen
D
Gewricht
Slide 58 - Quiz
Welk type beenverbinding is er te vinden tussen de ribben en het borstbeen?
A
Vergroeiing
B
Naadverbinding
C
Kraakbeenverbinding
D
Gewricht
Slide 59 - Quiz
Kraakbeen is een
A
beenverbinding waardoor er een heel veel beweging mogelijk is, bijv. bij de ribben
B
beenverbinding waardoor er een geen beweging mogelijk is, bijv. bij de ribben
C
beenverbinding waardoor er een beetje beweging mogelijk is, bijv. bij de ribben
D
verbinding tussen 2 kraakbeenlaagjes
Slide 60 - Quiz
Naadverbinding Wat is waar?
A
1) botverbinding waardoor er geen beweging mogelijk is
2) bijv. bij de elleboog
B
1) beenverbinding waardoor er geen beweging mogelijk is
2) bijv. het kniegewricht
C
1) kraakbeenverbinding waardoor er veel beweging mogelijk is
2) bijv. bij de schedelbeenderen
D
1) beenverbinding waardoor er geen beweging mogelijk is
2) bijv. bij de schedelbeenderen
Slide 61 - Quiz
Wat is het meest bewegelijk gewricht?
A
kogelgewricht
B
scharniergewricht
C
rolgewricht
Slide 62 - Quiz
Waardoor kunnen botten in een gewricht gemakkelijk langs elkaar bewegen?
A
Door gewrichtssmeer
B
Door gewrichtsbanden
C
Door kraakbeen
D
Door de beenverbinding
Slide 63 - Quiz
Soort gewricht
A
kogelgewricht
B
scharniergewricht
C
rolgewricht
D
draaikogelgewricht
Slide 64 - Quiz
Welk gewricht is dit?
A
kogelgewricht
B
scharniergewricht
C
Rolgericht
D
Atlas en draaier
Slide 65 - Quiz
Wat voor soort gewricht is B
A
Kogelgewricht
B
Scharniergewricht
C
Rolgewricht
Slide 66 - Quiz
Welk gewricht is dit?
A
kogelgewricht
B
scharniergewricht
C
Rolgewricht
Slide 67 - Quiz
Wat voor soort gewricht is C?
A
Kogelgewricht
B
Scharniergewricht
C
Rolgewricht
D
Eivormig gewricht
Slide 68 - Quiz
Hoe heet gewricht nummer 5?
A
rolgewricht
B
zadelgewricht
C
scharniergewricht
D
eivormiggewricht
Slide 69 - Quiz
Hoe noem je 2 tegengesteld werkende spieren?
A
Synergisten
B
Willekeurige spieren
C
Onwillekeurige spieren
D
Antagonisten
Slide 70 - Quiz
Waar zitten pezen?
A
Tussen 2 gewrichten
B
Tussen botten en spieren
C
Tussen gewrichten en spieren
D
Tussen 2 spieren
Slide 71 - Quiz
Wat is de juiste volgorde van groot naar klein
A
Spieren
spiercellen
spierstelsel
B
Spierstelsel
Spieren
Spiercellen
C
Spiercellen
spieren
spierstelsel
Slide 72 - Quiz
Als een spier samentrekt:
hoe lang kun jij dit?
De plank is een statische oefening, wat inhoudt dat je je lichaam een tijdje in een bepaalde houding moet houden zonder te bewegen.
A
wordt de spier korter en dunner
B
wordt de spier langer en dikker
C
wordt de spier korter en dikker
D
wordt de spier langer en dunner
Slide 73 - Quiz
Beweging ontstaat doordat .... 1 .... kunnen samentrekken.
.... 2 .... kunnen niet samentrekken, maar zorgen voor verbinding met het bot.
A
1: spieren
2: spieren
B
1: pezen
2: pezen
C
1: pezen
2: spieren
D
1: spieren
2: pezen
Slide 74 - Quiz
Hier zie je
A
geen goede lichaamshouding
B
een goede lichaamshouding
Slide 75 - Quiz
Wat kun je zeggen over de wervelkolom van deze jongen
A
Deze heeft een dubbele S-vorm
B
Deze heeft GEEN dubbele S-vorm
C
Deze heeft een S-vorm
D
Deze heeft GEEN
S-vorm
Slide 76 - Quiz
Waarom mag je bij het tillen je wervelkolom niet helemaal buigen?
A
Dan verschuiven de wervels
B
Dan verschuiven de kraakbeenschijven
C
Dan worden de wervels aan 1 kant helemaal platgedrukt
D
Dan worden de kraakbeenschijven aan 1 kant platgedrukt
Slide 77 - Quiz
Bij welke plaatje heeft de persoon een goede houding?
A B C
A
B
C
Slide 78 - Quiz
Welke van onderstaande keuzes is een blessure aan bot of gewricht?
A
kneuzing
B
ontwrichting
C
bloeduitstorting
D
blauwe plek
Slide 79 - Quiz
Welke blessure zie je in de afbeelding? Let op: je ziet voor-en zij-aanzicht
A
Kneuzing
B
Botbreuk
C
Ontwrichting
D
Spierscheuring
Slide 80 - Quiz
Beschadiging van een weefsel, zonder dat er iets breekt of scheurt
A
Verzwikking
B
Kneuzing
C
Voetbalknie
Slide 81 - Quiz
Deze persoon heeft haar gewrichtskapsel te ver uitgerekt. Dit noemen wij een...?
A
Kneuzing
B
Ontwrichting
C
Verstuiking
D
Spierscheuring
Slide 82 - Quiz
Wat is een effect van een goede warming-up?
A
De hartslag gaat omhoog
B
De kans op blessures wordt kleiner
C
De spieren worden opgewarmd
D
Je verbrand de meeste calorieën
Slide 83 - Quiz
Welke blessure is een vorm van RSI (klachten door repeterende bewegingen)?