What is LessonUp
Search
Channels
AI tools
Beta
Log in
Register
‹
Return to search
L3 Taalbeschouwing: woordleer
1 / 19
next
Slide 1:
Video
Nederlands
Secundair onderwijs
This lesson contains
19 slides
, with
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Video
de of het?
- geen regels om te bepalen wat
de-
of
het-
woorden zijn
- minder
de-
woorden dan
het-
woorden
- nieuwe woorden krijgen
de
als lidwoord
Slide 2 - Slide
Geslacht of genus
liever genderneutraal? die/hen/hun.
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
p. 428
8 woordsoorten
zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, werkwoord, lidwoord, bijwoord, telwoord, voegwoord, voorzetsel, voornaamwoord
Slide 6 - Slide
zelfstandig naamwoord
= benoemt personen, zaken, begrippen ..
! je kunt er een lidwoord voor zetten
! je kan er een meervoud van maken
! je kan er een verkleinwoord van maken
de stoel - de stoelen - stoeltje
Slide 7 - Slide
bijvoeglijk naamwoord
= geeft meer informatie over een zelfstandig naamwoord
! je kan het vervoegen door -e toe te voegen
een
lief
meisje, de
zachte
stof, het
mooie
huis
Slide 8 - Slide
werkwoord
= geeft een handeling of toestand aan
! je kan het vervoegen
ik chat, jij chat, wij chatten
Slide 9 - Slide
lidwoord
= staat altijd voor een zelfstandig naamwoord
bepaald lidwoord:
de, het
onbepaald lidwoord:
een
Slide 10 - Slide
bijwoord
= geeft meer informatie over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord, een ander bijwoord of een hele zin
! je kan een bijwoord niet vervoegen
je beweegt
houterig
het is een
erg
leuke les
je praat
heel
grappig
Slide 11 - Slide
telwoord
= geeft een
aantal
of
volgorde
weer
twee, zeven, honderd =
hoofdtelwoord
tweede, tiende, laatste =
rangtelwoord
Slide 12 - Slide
voegwoord
= verbindt zinnen en zinsdelen met elkaar, drukt een bepaald verband uit
en, maar, omdat, als, wanneer, hoewel, terwijl
Slide 13 - Slide
voorzetsel
= drukt de relatie uit tussen de woordgroep waar het voorzetsel deel van uitmaakt en een ander element in de zin
in, aan, van, door, tussen, uit, op, boven, over, mee, voor
tip: kast-woordjes
Slide 14 - Slide
voornaamwoord
= verwijst naar iets of iemand
acht soorten
tip: vervangen door een zelfstandig naamwoord
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
p. 32 Oefening 1 & 2
verbetering: bordboek
timer
10:00
Slide 17 - Slide
Extra oefenen
Bookwidget Smartschool (oefening 1 en 2)
timer
10:00
Slide 18 - Slide
We spelen een spel!
Lees de instructies bij het bordspel.
Slide 19 - Slide
More lessons like this
T4L2: Bijvoeglijke naamwoorden
February 2023
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Lager onderwijs
T6L6: Geen probleem, no problemo!
February 2023
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Lager onderwijs
Spelling T2L5: Ik, jij of wij
February 2023
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Lager onderwijs
T2L9: Supertalenten
February 2023
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Lager onderwijs
T6L7: Restaurantrecensies
February 2023
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Lager onderwijs
Les 2 VRT Sociale media
October 2022
- Lesson with
70 slides
by
EDUbox
Mediawijsheid
Secundair onderwijs
EDUbox
Communicatie (deel 1)
February 2023
- Lesson with
8 slides
W.O.
Lager onderwijs
EDUbox Politiek: Jouw stem in ons politiek systeem
October 2023
- Lesson with
79 slides
by
EDUbox
Mediawijsheid
Secundair onderwijs
EDUbox