Woche 2

H3d Duits, Woche 2
1 / 25
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with text slides.

Items in this lesson

H3d Duits, Woche 2

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Beginopdracht

Slide 3 - Slide

Diese Woche:
Donnerstag (40 Min.)

Beginopdracht
Bespreken HW
Grammatik C
Hausaufgaben
Freitag (40 Min.)

Beginopdracht
Bespreken HW
Herhaling Grammatik C
Wörterliste B
LOGO
Hausaufgaben
Dienstag (40 Min.)

Info T03
Start Kapitel 5
Hören: Aufgabe 3
Wörterliste A
Hausaufgaben

Slide 4 - Slide

Info T03
Kapitel 5 (WERKBOEK B!)
- Alle woordjes, beide kanten op, incl. meervouden (S. 40-41)
- Grammatica C & Grammatica E (S. 44-45)
- Leesvaardigheid

In week 5 heb je een kijk-/luistertoetsje van LOGO, voor het taaldossier.

Slide 5 - Slide

Start Kapitel 5
"Du kannst über deinen Nebenjob und deine Traumberufe sprechen". 

Bespreek onderstaande zinnen met je buurvrouw/buurman: 
1. Wo arbeitest du? > Ich arbeite bei ... / Ich arbeite nicht.
2. Wo willst du arbeiten? > Ich will bei ... arbeiten / Ich will keinen Nebenjob.
3. Was ist dein Traumberuf? > Mein Traumberuf ist ... (vraag vertaling aan mij)
4. Was ist deine Traum-Ausbildung (= droom-opleiding)? > Meine Traum-Ausbildung ist... 

Slide 6 - Slide

Hören
Aufgabe 3
S. 13

Je gaat luisteren naar een interview met een cameraman. 
Je hoort 6x een pieptoon. Welk woord past het beste op de plek van de pieptoon? Omcirkel.

Slide 7 - Slide

Wörterliste A
S. 40

Slide 8 - Slide

Hausaufgaben für Donnerstag
- Maken: Aufgabe 4 (S. 13)

- Leren: Wörterliste A, eerste helft (S. 40).

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Beginopdracht


beroep - het verschil - ervaring - hobby's - de collega (vrl.)

1. Eins von meinen Hobbys ist tanzen.
2. Mit meinem Beruf kann ich vielen Leuten helfen.
3. Für einen Job als Arzt braucht man viel Erfahrung.
4. Die Kollegin, mit der ich am liebsten arbeite, heißt Anna.
5. Der Unterschied zwischen dir und mir ist, dass du 14 bist und ich 13.

Slide 11 - Slide

Diese Woche:
Donnerstag (40 Min.)

Beginopdracht
Bespreken HW
Grammatik C
Hausaufgaben
Freitag (40 Min.)

Beginopdracht
Bespreken HW
Herhaling Grammatik C
Wörterliste B
LOGO
Hausaufgaben
Dienstag (40 Min.)

Info T03
Start Kapitel 5
Hören: Aufgabe 3
Wörterliste A
Hausaufgaben

Slide 12 - Slide

Grammatik C
- Wat zijn modale werkwoorden?

Werkwoorden die een bepaald gevoel aan een zin geven

Ik maak huiswerk
Ik wil huiswerk maken
Ik moet huiswerk maken




Slide 13 - Slide

Grammatik C
In het Duits zijn dit de modale werkwoorden: 
dürfen (Mit 18 dürfen Menschen Alkohol trinken) = mogen (toestemming hebben)
können (Wir können mit dem Auto nach Österreich fahren) = kunnen
mögen (Die Kinder mögen keine Gemüse) = lusten, lekker/aardig vinden
müssen (Wenn Menschen krank sind, müssen sie ins Krankenhaus) = moeten (het kan niet anders! --> noodzaak)
sollen (Schüler sollen ihre Hausaufgaben machen) = moeten (wil van iemand anders)
wollen (Meine Eltern wollen nach Amsterdam umziehen) = willen
wissen (Wir wissen nicht, wo die Autobahn ist) = weten



Slide 14 - Slide

Grammatik C
Bij de modale werkwoorden moet je 3 regels onthouden. 

Regel 1: De stamklinker verandert bij de enkelvouds-vormen (behalve sollen). 
dürfen --> darf, darfst, darf (denk aan het NL! --> mogen -> ik mag, jij mag.....)
können --> kann, kannst, kann (denk aan het NL! --> kunnen -> ik kan, jij kan....)
mögen --> mag,  magst, mag
müssen --> muss, musst, muss
sollen --> soll, sollst, soll (geen klinkerverandering dus!)
wollen --> will, willst, will (denk aan het NL! --> ik wil, jij wil, hij/zij/het wil.....)
wissen --> weiß, weißt, weiß



Slide 15 - Slide

Grammatik C
Bij de modale werkwoorden moet je 3 regels onthouden. 

Regel 2: Bij ich en er/sie/es is de uitgang hetzelfde (namelijk: niets!)
dürfen --> darf, darfst, darf
können --> kann, kannst, kann
mögen --> mag,  magst, mag
müssen --> muss, musst, muss
sollen --> soll, sollst, soll
wollen --> will, willst, will
wissen --> weiß, weißt, weiß



Slide 16 - Slide

Grammatik C
Bij de modale werkwoorden moet je 3 regels onthouden. 

Regel 3: De voltooide deelwoorden moet je ook leren
dürfen --> gedurft
können --> gekonnt
mögen --> gemocht
müssen --> gemusst (komt niet vaak voor)
sollen --> gesollt (komt niet vaak voor)
wollen --> gewollt
wissen --> gewusst



Slide 17 - Slide

Hausaufgaben für Freitag
- Maken: Aufgabe 8 (S. 17)

- Leren: Wörterliste A, helemaal (S. 40).



Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Beginopdracht
Vertaal:
Versie A
Versie B
de baan
de droom
de vrije tijd
het werk
vorm/inhoud geven
een vakopleiding doen
veelzijdig
misschien, wellicht
werkloos
later

Slide 20 - Slide

Diese Woche:
Donnerstag (40 Min.)

Beginopdracht
Bespreken HW
Grammatik C
Hausaufgaben
Freitag (40 Min.)

Beginopdracht
Bespreken HW
Herhaling Grammatik C
Wörterliste B
LOGO
Hausaufgaben
Dienstag (40 Min.)

Info T03
Start Kapitel 5
Hören: Aufgabe 3
Wörterliste A
Hausaufgaben

Slide 21 - Slide

Grammatik C
- Bespreken: Aufgabe 8 (S. 117)
- An die Arbeit: Extra stencil


Slide 22 - Slide

Wörterliste B
S. 40


Slide 23 - Slide

LOGO
Wat voor soort vragen moet je kunnen beantwoorden? 
- Meerkeuzevragen (in het Duits & Nederlands)

- Open vragen (vraag in het Duits, bijvoorbeeld met een vraagwoord)

Bijvoorbeeld: Wo ist der Unfall passiert? > In Berlin.

Slide 24 - Slide

Hausaufgaben für Dienstag
- Maken: Voorkant stencil met extra opdrachten over Grammatik C afmaken
- Leren: Wörterliste B, eerste helft (S. 40)



Slide 25 - Slide