BLOK 3 oefenen voor PV en wwg

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 1

oefenen PV en WWG

Welke 3 manieren zijn er om de persoonsvorm (PV) te vinden in een zin?

Wat is de persoonsvorm (PV)
Ik haal een broodje bij de bakker.

Wat is de pv?
Ik ga een broodje bij de bakker halen.

Wat is de pv?
Ik heb een broodje bij de bakker gehaald.

Wat is de pv?
Ik zou een broodje willen halen bij de bakker.

Wat is de pv?
De roosterwijzigingen zijn doorgeven.

Wat is de pv?
Mijn oma was in het ziekenhuis opgenomen.

Wat is de pv?
Ik maak een toets.

Wat is de pv?
Ik heb de toets gemaakt.

Wat is de pv?
Ik wil de toets goed maken.

Wat is de pv?
Vind jij dit een lastige opdracht?

Hoeveel werkwoorden staan er minimaal in een goede Nederlandse zin?

1. 1
2. 3
3. 2
4. geen

Als er één werkwoord in een zin staat is dat altijd ...

1. het hele werkwoord
2. het werkwoord
3. de persoonsvorm
4. het voltooid deelwoord

Wat betekent het werkwoordelijk gezegde (WWG) in een zin?

Wat is het WWG?
Mijn vader moet eerst nog sporten.

Wat is het WWG?
De kat heeft drie muizen gevangen.

Wat is het WWG?
Mijn moeder kocht een nieuwe telefoon.

Wat is het WWG?
Mijn moeder heeft een nieuwe telefoon gekocht.

Wat is het WWG?
Jij moet je boek nog kaften.

Wat is het WWG?
Ik heb mijn boek gekaft.

Wat is het WWG?
Ik wil mijn boek vanavond gaan kaften.

Het werkwoordelijk gezegde van de volgende zin is?

Evelien was gisteren te laat op school gekomen.

1. was gekomen
2. Evelien was gekomen
3. te laat gekomen
4. was te laat

Het werkwoordelijk gezegde van de volgende zin is?

Daarom is ze vanmorgen maar wat vroeger van huis vertrokken.

1. is vroeger vertrokken
2. ze is vertrokken
3. is van huis vertrokken
4. is vertrokken

Het werkwoordelijk gezegde van de volgende zin is?

Door de harde wind moest ze wel hard trappen.

1. moest hard trappen
2. moest trappen
3. ze moest hard trappen
4. ze moest trappen

Het werkwoordelijk gezegde van de volgende zin is?

Door alle stress heeft ze haar agenda thuis laten liggen.

1. laten liggen
2. thuis laten liggen
3. heeft laten liggen
4. ze heeft laten liggen

Het werkwoordelijk gezegde van de volgende zin is?

Hopelijk krijgt ze niet op haar kop.

1. krijgt ze
2. krijgt niet
3. krijgt
4. krijgt niet op haar kop

Bedenk een zin met 1 werkwoord.

Bedenk een zin met 2 werkwoorden.

Bedenk een zin met 3 werkwoorden of meer.

Als je nu een SO zou krijgen over het WWG, welk cijfer denk je dan dat je zou halen?

Heb je nog andere vragen of extra uitleg nodig?