B5 Aanpassing bij dieren

B5
Aanpassingen bij dieren
1 / 39
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

B5
Aanpassingen bij dieren

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt het verschil tussen zoolganger, teengangers en hoefgangers uitleggen.
  • Je kunt zoolgangers, teengangers en hoefgangers herkennen.
  • Je kunt vertellen welke aanpassingen dieren hebben aan hun omgeving

Slide 2 - Slide

Topgangers (=hoefgangers), zoolgangers en teengangers. 

Slide 3 - Slide

0

Slide 4 - Video

zoolganger/ teenganger/ topganger (hoefganger)

Slide 5 - Slide

0

Slide 6 - Video

0

Slide 7 - Video

Hoefganger/topganger
Loopt op de hoef => op de nagel die op de top van de teen

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Teenganger
Loopt op de teenkootjes

Slide 10 - Slide

Kat
teenganger

Slide 11 - Slide

Zoolganger
Loopt op de gehele voet

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Link

Slide 16 - Link

Welke pootsoort heeft een egel?
A
Zoolganger
B
Teenganger
C
Topganger

Slide 17 - Quiz

Kies het juist antwoord:
"Kijk naar de afbeelding. Wat voor dier zou hier afgebeeld kunnen zijn?"
A
Teenganger, net als een paard.
B
Teenganger, net als een kat.
C
Topganger, net als een paard.
D
Topganger, net als een kat.

Slide 18 - Quiz

Welke snavel hoort bij welke set poten?

Slide 19 - Drag question


Een varken is een... 
A
topganger/hoefganger
B
zoolganger
C
teenganger

Slide 20 - Quiz

Wat eet je met welke snavel?

Slide 21 - Drag question

wat voor soort "ganger" is dit?
A
een zoolganger
B
een top/hoefganger
C
een teenganger

Slide 22 - Quiz

Vin
staartvin
Kieuwen 
Slijm 
Gestroomlijnd lichaam 
Om vooruit te zwemmen 
om rechtop in het water te blijven 
gemakkelijk door het water glijden 
zuurstof opnemen uit het water 
Minder weerstand =sneller voortbewegen  

Slide 23 - Drag question

een voorbeeld van een teenganger is een
A
mens
B
paard
C
beer
D
hond

Slide 24 - Quiz

Voortbeweging door het water is                             dan door de lucht. Dit komt doordat de weerstand van water                                is. Waterdieren zijn zo aangepast dat ze toch snel kunnen zwemmen. Hun lichaam is                              gestroomlijnd dan het lichaam van de meeste landdier-en. Veel vissen hebben een                              huid doordat de huid be-dekt is met                              en                              . Bovendien heeft het lichaam                             uitsteeksels. De voortbeweging komt tot stand door beweging van de                              . Door de                                blijft de vis rechtop in het water.
weinig
slijm
overige vinnen
groter
gladde
moeilijker
schubben
staartvin
beter

Slide 25 - Drag question

Kijk naar het plaatje. Dit is het skelet van een rat. Een rat is een....
A
zoolganger
B
teenganger
C
hoefganger

Slide 26 - Quiz

hoefganger
zoolganger
teenganger

Slide 27 - Drag question

een beer is een :
A
topganger
B
teenganger
C
zoolganger
D
hoefganger

Slide 28 - Quiz

Aanpassingen aan de leefomgeving
Organismen passen zich aan, aan hun leefomgeving.
Dit doen zij om de kans op overleving te vergroten.
Dit gebeurt door natuurlijke selectie/evolutie.

Je moet bij organismen kunnen uitleggen hoe zij zijn aangepast aan hun omgeving. Hierna een aantal voorbeelden

Slide 29 - Slide

De mol
De mol leeft onder de grond.
Hij graaft gangen.
In deze gangen jaagt hij op regenwormen en insekten.
Het is donker in deze tunnels.
Hoe is de mol aangepast aan zijn omgeving?
(Klik de hints aan)
De mol leeft in het donker.
Is het belangrijk dat hij kan zien?
1
De mol leeft onder de grond.
Hij moet gangen graven
2
De mol leeft in het donker.
Hoe weet hij waar de regenwormen zijn?
3
De mol leeft onder de grond.
Is het handig als het dier vies/nat/koud wordt?
4

Slide 30 - Slide

De mol
Hoe is de mol aangepast aan zijn omgeving?
Hij leeft onder de grond. Goede ogen zijn in het donker niet belangrijk. Hij heeft dus hele slechte ogen

De mol moet gangen  graven en heeft dus grote voorpoten waarmee hij heel goed kan graven
De mol ziet onder de grond niet. Maar hij kan heel goed voelen. Hij voelt de trillengen die diertjes maken en kan ze zo vangen.
De mol mag niet vies/nat/koud worden. Daarom heeft hij een dichte vacht waaraan het vuil en vocht zich niet makkelijk hecht

Slide 31 - Slide

Skelet mol
De voorpoten zijn dus zo aangepast dat ze gemakkelijk aarde opzij kunnen schuiven
De leefomgeving bepaalt zo het bouwplan (skelet) van een dier. Dit bepaalt of zij kunnen (over)leven in een gebied

Slide 32 - Slide

De uil
De uil jaagt op konijnen en muizen.
De prooidieren bewegen zich heel stil.
De prooidieren komen meestal in de schemering te voorschijn.
De prooidieren zijn heel voorzichtig: bij het kleinste geluidje vluchten ze.
Hoe heeft de uil zich aangepast aan de omgeving?
(klik op de  hints)
De uil jaagt op muizen.
Hoe weet hij waar die zijn?
1
De uil jaagt op muizen.
Hoe pakt hij ze?
2
De uil jaagt op muizen.
Hoe maakt hij ze dood?
3
De uil jaagt op muizen.
Die schrikken heel snel.
Hoe zorgt hij ervoor dat hij niet opgemerkt wordt
4
De uil jaagt op muizen.
Die komen in de schemer naar buiten.
Hoe ziet hij ze?
5

Slide 33 - Slide

De uil
Hoe heeft de uil zich aangepast aan zijn omgeving?
Zeer goede oren, waarmee hij de muizen kan horen lopen
Zeer goede ogen, waarmee hij in de schemer kan zien
hele zachte veren, waardoor hij geluidloos kan vliegen.
Prooidieren horen de uil dus niet aankomen
Sterke klauwen waarmee hij zijn prooi kan vangen
Scherpe snavel, waarmee hij zijn prooi in stukken kan scheuren

Slide 34 - Slide

De reiger
Hoe is de reiger aangepast aan zijn omgeving?
Lang nek om...
Lange poten om....
Scherpe snavel om...

Slide 35 - Slide

De reiger
Je kunt zien dat het bouwplan van de r
reiger hetzelfde is als dat van andere
gewervelden.
Kijk eens goed naar de halswervels:
Het zijn er net zoveel als bij de mens.

Slide 36 - Slide

woestijnvos + poolvos

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Maak opdracht 1 t/m 3 + 5, 7 +8 in je boek.
Kijk je werk na met de nakijkboekjes.
timer
15:00

Slide 39 - Slide