8.2 pH berekenen van basen

Een base is een deeltje dat:
A
een H+ opneemt
B
dat een H+ afstaat
1 / 19
next
Slide 1: Quiz
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Een base is een deeltje dat:
A
een H+ opneemt
B
dat een H+ afstaat

Slide 1 - Quiz

Een basische oplossing bevat:
A
H+
B
OH-
C
waterstof-ionen
D
hydroxide-ionen

Slide 2 - Quiz

Een basische oplossing heeft een pH van:
A
0
B
7
C
lager dan 7
D
hoger dan 7

Slide 3 - Quiz

Een 1M natriumhydroxide oplossing (natronloog) heeft een ...... pH als/dan een 1M kaliumhydroxide oplossing?
A
hogere
B
lagere
C
zelfde

Slide 4 - Quiz

Beide zijn sterke eenwaardige basen dus evenveel (hydroxide) OH-- ionen

Slide 5 - Slide

1M natronloog heeft een ........pH als/dan 1M barietwater.
A
hogere
B
lagere
C
zelfde

Slide 6 - Quiz

Uitleg
1M Natronloog maak je door 1 mol Na(OH) in water op te lossen. 
NaOH --> Na+ + OH-
1M Barietwater maak je door 1 mol Ba(OH)2 in water op te lossen. 
Ba(OH)2 --> Ba2+ + 2OH-
Er zit dus 2x zoveel hydroxide ionen in het bariet water van dezelfde concentratie. Dus het is basischer. Dus de pH is hoger.

Slide 7 - Slide

Berekenen
Bij kamertemperatuur geldt: pH + pOH = 14
pH = 14 - pOH
bereken eerst de pOH = -log [OH-]

Er geldt ook [OH-] = 10-pOH

Slide 8 - Slide

Voorbeeld 1

Slide 9 - Slide

Voorbeeld 2

Slide 10 - Slide


A
1,82
B
12,18
C
7,015
D
1,8

Slide 11 - Quiz

Uitleg
1 mol KOH levert 1 mol OH → [OH] = 0,015 M

pOH = −log [OH] = −log 0,015 = 1,82

pH = 14,00 − 1,82 = 12,18 (2 cijfers achter komma)

Slide 12 - Slide

Bereken de pH van 0,0045 molair barietwater (bariumhydroxide‑oplossing).
A
2,05
B
1,02
C
14
D
11,95

Slide 13 - Quiz

Uitleg
1 mol Ba(OH) 2levert 2 mol OH→ [OH] = 2 × 0,0045 M = 0,0090 M

pOH = −log [OH] = −log 0,0090 = 2,05 → pH = 14,00 − 2,05 = 11,95

Slide 14 - Slide

Bereken de [OH-] als je de pH weet.
[OH-] = 10-pOH
Als je de pH weet doe je eerst: 14 - pH = pOH
En dan 10-pOH

Slide 15 - Slide

Voorbeeld 3

Slide 16 - Slide

Voorbeeld 4

Slide 17 - Slide


A
a = 4, b= 4, c = 3
B
a = 2, b = 2, c = 2
C
a = 2, b = 1, c = 2
D
a = 2, b = 3, c = 1

Slide 18 - Quiz

Aantekening

Slide 19 - Slide