vp vaardigheden injecteren

Injecteren
1 / 54
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

This lesson contains 54 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Injecteren

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

lesdoelen
  • je weet aan het einde van de les het doel  de indicaties & de  complicaties van injecteren
  • Je kunt uitleggen hoe je veilig moet injecteren.
  • je weet het verschil tussen s.c. en i.m.  en insuline
  • je weet hoe je prikaccident kunt voorkomen en hoe te handelen als het wel gebeurt



Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Verschillende vormen van injecteren

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Het toedienen van medicatie via een infuus valt onder:
A
Enterale toediening
B
Parenterale toediening
C
Spinale toediening
D
Intramusculaire toediening

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Welke techniek kun je het best toepassen wanneer je een subcutane injectie moet toedienen aan een oudere, magere zorgvrager?
A
Rangeertechniek
B
Huidplooitechniek
C
Loodrechttechniek

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Voordelen van injecteren
  • Geen first-pass effect, dus een preciezere dosering
  • Werkt snel of juist langzaam, afhankelijk van welke techniek je gebruikt

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Nadelen van injecteren
  • Zorgvrager onvriendelijk, m.n. pijn
  • Kans op infectie en ontsteking:
via de naald
via de vloeistof/medicatie
  • Kans op rekenfouten
  • Kans op foute toedieningswijze   

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

Zorg dat de zorgvrager ontspannen is, Injectietechniek beheersen, Goede voorlichting geven
over wat je gaat doen en wat er kan gebeuren, Informeer de zorgvrager over de handeling
die je gaat verrichten, waarom hij een injectie krijgt en welke mogelijke bijwerkingen het
medicijn kan hebben, Vertel de zorgvrager waar hij zelf op kan letten, Vraag hem je te
informeren als hij na de injectie andere of ergere klachten krijgt, Speel in op de behoefte en
wensen van de zorgvrager, Neem de tijd voor de handeling, Stem de voorlichting,
begeleiding en instructie af op de beleving, wensen en mogelijkheden van de zorgvrager

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

BBB- plaatsen: bovenste buitenste middenstuk van het bovenbeen en
bovenste buitenste bilkwadrant.

Deltaspier arm.
Losse weefsel buikwand.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

timer
0:45
En waarin moet je nooit injecteren?

Slide 13 - Mind map

This item has no instructions

Injecteer nooit in:
Littekenweefsel
Ontstekingsgebieden
Verlamde ledematen
Ledematen met trombose of oedeem
Een geopereerd of te opereren gebied
Een hematoom
Binnen een cirkel van 4 cm rond de navel
Binnen en cirkel van 2 cm van de vorige injectieplaats
In een arm of been waarvan lymfklieren verwijderd zijn

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Toedieningswijzen
Subcutane injectie                                                                                    Intramusculaire injectie
Huidplooitechniek:                                                                                    Rangeertechniek (Z-techniek)
Naald snel inbrengen                                                                               Huid straktrekken, naald
hoek van 45-60 graden                                                                           loodrecht in de spier, naald               
Langere naalden.                                                                                        terugtrekken, huid loslaten.

Loodrechttechniek:
Naald snel inbrengen
Korte naald.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Subcutaan s.c. injecteren
Wanneer:
Je geeft een subcutane injectie wanneer de medicatie langzaam in het bloed moet worden opgenomen



Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Loodrechttechniek:
Met een snelle beweging wordt de naald loodrecht in de huid gebracht
Het is belangrijk dat het spierweefsel niet geraakt wordt
Deze techniek wordt gebruikt bij het toedienen van insuline en heparine (Clexane en Fragmin)

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Huidplooitechniek:
De huidplooitechniek is geschikt voor naalden langer dan 1 cm.
De huidplooi is een laag huid met vet, zonder spierweefsel.
Om er zeker van te zijn dat je geen spierweefsel hebt opgepakt kun je de huidplooi tussen je duim en wijsvinger heen en weer bewegen
Breng de injectienaald in een hoek van 30-40° in de huidplooi

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Complicaties:
Blauwe plekken
Allergische reacties
Infectieverschijnselen
Flauwvallen, duizeligheid
Bij s.c. injecteren-> max. 2 ml !!



Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Wanneer wordt een vlinder-/vleugelnaald gebruikt?

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

Intramusculair i.m. injecteren
Wanneer:
Snellere werking
Meer dan 2 ml
Medicatie die weefsels beschadigen.
De i.m. injectie geef je middels de loodrechttechniek

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Intramusculair i.m. injecteren
Bij een i.m. injectie is het belangrijk dat de zorgvrager zich ontspant.
Na de injectie de zorgvrager vragen de aangedane plek te bewegen. Er stroomt dan meer bloed doorheen en wordt het medicijn sneller opgenomen.
Max. 5 ml injecteren!

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Bij intramusculaire injecties:
https://www.youtube.com/embed/cy__6cUqk2w 
 = film van 5 minuten waarbij alle plaatsen worden besproken

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Complicaties bij i.m.
Allergische reactie
Flauwvallen/duizeligheid
Zenuw aanprikken of het ontstaan van een pijnlijke spiercontractie
Losraken van de naald van de spuit
Aanprikken van een bloedvat
Abcesvorming door slechte opname van de vloeistof of niet steriel werken
Raken van het bot
Necrose door verkeerde toedieningswijze

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Rangeertechniek:
Als je de huid met de vingers naar achteren trekt voordat je de naald in de huid steekt en de huid na het prikken loslaat, schuift de huid weer op zijn plaats. Daardoor wordt het gaatje in de spier afgesloten en kan er geen vloeistof teruglopen.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Spuit bestaat uit:
Conus (de punt waar de naald op komt)
     - rechte conus
     - luer-lockconus
De zuiger
De spuit
  (cilinder) 

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Injectievloeistoffen
Poeder voor injectievloeistoffen worden opgelost in:
  • Aquadest (water)
  • Fysiologisch zout (NaCl 0,9%)
In de bijsluiter of in handboek parenteralia vind je in welk en hoeveel oplosmiddel je nodig hebt.


Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Ampul
Flesje/flacon met rubberen stop

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

NAALDEN

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Soorten naalden
Opzuignaald
Deze is dikker dan de injectienaald. Pas op: gebruik opzuignaald nooit als injectienaald!!

Injectienaald
Is een holle naald met gekleurde basis. De kleur van de basis geeft het soort naald aan. Je hebt i.m.,s.c. en i.c. naalden.

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Veilige naalden
Sinds januari 2012 is er een EU-richtlijn van kracht, die het voorkomen van prikaccidenten en veilig werken benadrukt. In Nederland heeft de richtlijn geleid tot een wijziging in het Arbeidsomstandighedenbesluit. Naast het verbod op recappen, het gebruik van de juiste naaldcontainers, wordt het gebruik van veiligheidsnaalden verplicht gesteld
https://www.youtube.com/watch?v=B7d1arzhruk
(instructiefilm: veilig werken met de nieuwe naalden)
https://www.youtube.com/watch?v=IM2GWUjZHaM 
(instructiefilm: veilig insuline injecteren)


Slide 36 - Slide

This item has no instructions

soorten veilige naalden?

Slide 37 - Mind map

Er zijn meerdere soorten veiligheids- en beschermingsmechanismen. Ze worden geleverd voor
de verschillende injectietechnieken en als opzuignaald
„ Injectienaalden waarbij de naald na de prikhandeling automatisch terug in de spuit schiet.
„ Injectienaalden waar het beschermkapje aan de naald vast zit. Het beschermkapje is met een duimbeweging over de naald te klikken, waarbij de duim veilig achter de naaldpunt blijft.
„ Injectienaalden waarbij een naaldhuls handmatig over de naald getrokken kan worden zonder de naald aan te raken

Veilige opzuignaalden
Opzuignaalden zijn dikker en langer (diameter: 0,9-1,2 mm x lengte: 38-50 mm); de naalden.
met een lengte van 50 mm. Ze zijn vooral geschikt, omdat ze tot de bodem van een ampul reiken.
Er zijn veilige stompe opzuignaalden met een filter in de handel. Het gebruik van een opzuignaald met een filter wordt soms aanbevolen bij bepaalde injecties: raadpleeg de bijsluiter. Let op: nooit na opzuigen met filter met dezelfde naald met filter uitspuiten!

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Prikaccident
Doe nooit het hoesje terug op de naald!
Bij prikaccident kans op:
Hepatitis B en C
HIV/aids
Volg het prikaccidentprotocol van de instelling
VIM-en

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

De plaats van een insulineprik is vooral van belang voor de
A
bijwerkingen
B
opname snelheid
C
afbraak snelheid
D
voorkeur zorgvrager

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions

Behandeling met insuline is mogelijk bij type... bij diabetes
A
I
B
II
C
bij beide
D
Geen van bovenstaande

Slide 44 - Quiz

altijd bij type I
Bij type II als tabletten en veranderde leefwijze onvoldoende helpen
insuline spuit je
A
intracutaan
B
subcutaan
C
intramusculair
D
intraveneus

Slide 45 - Quiz

This item has no instructions

Een subcutane injectie geef je in
A
het onderhuids spierweefsel
B
een oppervlakkige ader
C
het onderhuids vetweefsel
D
een zenuw

Slide 46 - Quiz

This item has no instructions

Bij de huidplooitechniek heb je een... naald nodig dan bij de loodrechttechniek
A
kortere
B
langere

Slide 47 - Quiz

This item has no instructions

Bij de loodrechttechniek van de subcutane injectie
A
pak je tussen wijsvinger en duim een huidplooi
B
span je de huid tussen duim en wijsvinger
C
raak je de huid niet aan

Slide 48 - Quiz

This item has no instructions

Bij de huidplooitechniek spuit je in een hoe van ... graden
A
10 tot 20
B
25 tot 40
C
45 tot 60
D
60 tot 90

Slide 49 - Quiz

This item has no instructions

Op welke plek spuit je subcutaan in de arm
A
2,5 tot 5 cm onder de schoudertop
B
2 à 3 vingerbreedtes onder de schoudertop
C
in de musculus deltoideus
D
buitenkant bovenarm

Slide 50 - Quiz

This item has no instructions

Verschil resorptie subcutaan en intramusculair injecteren
A
subcutaan: trage resorptie Intramusculair: snellere resorptie
B
intramusculair: trage resorptie subcutaan: snellere resorptie
C
er is geen verschil, afhankelijk van het medicijn

Slide 51 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer gebruik je de rangeertechniek
A
bij etsende en stroperige vloeistoffen
B
bij een dikke subcutane huidlaag
C
wanneer de zorgvrager erg angstig is
D
bij een dunne subcutane huidlaag

Slide 52 - Quiz

om irritatie van de ingespoten vloeistof te voorkomen
stroperige vloeistoffen kunnen terugvloeien. Dit is pijnlijk aan het beschadigde subcutane weefsel
Tot slot:
Stel je de volgende vragen:
Waarom doe ik deze handeling (injecteren)
Wat injecteer ik (werking, dunne of stroperige oplossing)
Bij wie ga ik injecteren (angstig, dun, dik)
Hoe ga ik injecteren (sc/im-naald, techniek)
Regel van vijf: juiste zorgvrager, medicijn, dosering, tijdstip en toedieningswijze

Slide 53 - Slide

This item has no instructions

Einde
Evaluatie van de les
😒🙁😐🙂😃

Slide 54 - Poll

This item has no instructions