B&F, Begrijpend lezen, NB week 15 B

Begrijpend lezen
Nieuwsbegrip week 15
Titel: Waarom eten we met Pasen paaseieren? 
Niveau: B
1 / 24
next
Slide 1: Slide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 7,8

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Begrijpend lezen
Nieuwsbegrip week 15
Titel: Waarom eten we met Pasen paaseieren? 
Niveau: B

Slide 1 - Slide

Voorkennis activeren
De titel van de tekst is: 
Waarom eten we met Pasen paaseieren? 



Waar moet jij aan denken? 
Laat het weten op de volgende pagina!

Slide 2 - Slide

Paaseieren

Slide 3 - Mind map

Doel van de les
Blokles
Strategieën herhalen.

Geheugensteuntje

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Als je kijkt naar de kopjes en plaatje. Wat verwacht je te lezen?

Slide 6 - Open question

Inleiding
Printscreen inleiding

Slide 7 - Slide

Welk verband geeft het signaalwoord 'alhoewel' in regel 1 aan?
A
Een oorzaak en gevolg
B
Een opsomming
C
Een reden
D
Een tegenstelling

Slide 8 - Quiz

Het Paasverhaal

Slide 9 - Slide

Wat is een ander woord voor 'nuttigen' in regel 8?
A
eten
B
klaar maken
C
organiseren
D
vergeten

Slide 10 - Quiz

Wat herdenken Christenen met Pasen?

Slide 11 - Open question

Lentefeest en vasten

Slide 12 - Slide

Lees de alinea 'Lentefeest en vasten'
Welke 3 antwoorden verklaren de link tussen Pasen en eieren? 
Wel een verklaring

Geen verklaring

Het Christendom, met het ei als symbool van een nieuw begin
Het Engelse feest Eastern en het Duitse feest Ostern
Het lentefeest waarbij eieren werden geofferd aan de godin Ostara
De vastentijd tussen carnaval en Pasen, waarin geen eieren mochten worden gegeten.

Slide 13 - Drag question

Parijse banketbakkers

Slide 14 - Slide

Lees r. 24-25: Maar... eeuw. Wat bedoelt de schrijver met: Daarvoor moeten we naar Parijs in de 18e eeuw.

Slide 15 - Open question

Wat betekent 'de variant' (r. 25)?
A
De andere vorm
B
Hetzelfde model
C
De vreemde manier
D
De ouderwetse mening

Slide 16 - Quiz

Welk ander kopje pas het best boven het stukje 'Parijse banketbakkers'?

Kies het kopje dat het stukje het best samenvat.
A
Mal
B
Snoepgoed
C
Waar komt het chocolade-ei vandaan?
D
Hoe maak je chocolade eieren?

Slide 17 - Quiz

Chocolade-eieren maken

Slide 18 - Slide

Wat is er in ieder geval nodig om chocolade-eieren te kunnen maken?
Noem 3 dingen.

Slide 19 - Open question

Welke zin past het best als laatste zin van de tekst?
A
Nu weet je waar het eten van (chocolade)eieren met Pasen vandaan komt.
B
Nu weet je hoe je zelf chocolade paaseieren kunt maken.
C
Nu weet je wat Pasen voor feest is.
D
Nu weet je waarom mensen bij Pasen aan chocolade-eieren denken.

Slide 20 - Quiz

In de inleiding staat de vraag: 'waar komt dat gebruik vandaan'. In welke 2 stukjes van de tekst wordt deze vraag beantwoord?
A
Het Paasverhaal
B
Lentefeest en vasten
C
Parijse banketbakkers
D
Chocolade-eieren maken

Slide 21 - Quiz

Uitdrukkingen met eieren
Er zijn verschillende uitdrukkingen in het Nederlands over eieren. Ken jij de betekenis? Koppel ze aan elkaar. 
Of zoek ze eventueel op in het woordenboek. 

Slide 22 - Slide

Op eieren lopen
Eieren voor je geld kiezen
Dat is een eitje
Dat is het hele eieren eten
Het goed vinden dat je weinig krijgt, omdat je anders misschien niet krijgt.
Dat is waar het om gaat
Dat is makkelijk
Heel voorzichtig zijn.

Slide 23 - Drag question

Goed bezig geweest! 
Je bent klaar met deze les! 

Slide 24 - Slide