1.1 Organismen

1.1 Organismen
Thema 1 Organen en Cellen
1 / 21
next
Slide 1: Slide
BiologieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

1.1 Organismen
Thema 1 Organen en Cellen

Slide 1 - Slide

Wat weten we al?

Slide 2 - Slide

Organismen

Slide 3 - Mind map

Wat is een levenskenmerk?
A
Een levenskenmerk is een maatstaf voor de leeftijd van een persoon.
B
Een levenskenmerk is een eigenschap van een levend wezen.
C
Een levenskenmerk is een term uit de psychologie die verwijst naar persoonlijkheid.
D
Een levenskenmerk is een eigenschap van een niet-levend object.

Slide 4 - Quiz

Wat is het verschil tussen een peuter en een puber?

Slide 5 - Open question

Leerdoelen 1.1
  • Je kunt uitleggen wat een organisme is.
  • Je kunt negen levenskenmerken van organismen noemen.
  • Je kunt onderscheiden of iets levend, dood of levenloos is.

Slide 6 - Slide

Organismen
  • Levende wezens zijn Organismen.
  • Alle bacteriën, schimmels, planten en dieren zijn organismen. 
  • Organismen hebben levenskenmerken.
  • Door de aanwezigheid van levenskenmerken merk je dat een organisme leeft.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Wat hebben organismen?
A
Onzichtbare krachten
B
Kunstmatige eigenschappen
C
Levenskenmerken
D
Metafysische entiteiten

Slide 9 - Quiz

Wat zijn organismen?
A
Chemische stoffen
B
Dode materie
C
Levende wezens
D
Natuurlijke fenomenen

Slide 10 - Quiz

Levenskenmerken
Levende wezens zijn Organismen. Organismen hebben levenskenmerken. De negen levenskenmerken zijn:
- Groei                                                - Voeding
- Ontwikkeling                               - Ademhaling
- Reageren op prikkels              - Uitscheiding
- Beweging                                     - Voortplanting
- Stofwisseling

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Welk levenskenmerk houdt in dat een organisme groter wordt?
A
Voortplanting
B
Ademhaling
C
Ontwikkeling
D
Groeien

Slide 13 - Quiz

Stofwisseling
Bij stofwisseling horen voeding, ademhaling en uitscheiding
  • Organismen voeden zich, zonder voeding overleven ze niet.
  • Voor verbranding is zuurstof nodig. Zuurstof wordt opgenomen door ademhaling.
  • Bij stofwisseling ontstaan afvalstoffen. Deze afvalstoffen moet het lichaam uit. Dit heet uitscheiding.

Slide 14 - Slide

Wat zijn de drie processen die bij stofwisseling horen?
A
Reproductie, beweging, uitscheiding
B
Ademhaling, uitscheiding, groei
C
Verbranding, circulatie, groei
D
Voeding, ademhaling en uitscheiding

Slide 15 - Quiz

Levend, dood en levenloos
  • Een organisme is levend.
  • Dit kun je herkennen aan de levenskenmerken.
  • Alle organismen gaan dood.
  • Een dood organisme heeft geen levenskenmerken meer.
  • In de natuur zijn ook dingen die nooit hebben geleefd, zoals een steen, die heeft geen levenskenmerken.
  • Dingen die nooit hebben geleefd, noem je levenloos.  

Slide 16 - Slide

Wat is een voorbeeld van een levenloos object?
A
Een bloem
B
Een hond
C
Een bacterie
D
Een steen

Slide 17 - Quiz

Wat gebeurt er met een organisme als het dood is?
A
Het ontwikkelt nieuwe zintuigen en organen
B
Het heeft geen levenskenmerken meer
C
Het begint te ademen en te bewegen
D
Het blijft groeien en zich voortplanten

Slide 18 - Quiz

Begrippen 1.1
  • Ademhaling
  • Beweging
  • Dood
  • Groei
  • Levend
  • Levenloos
  • Levenskenmerk
  • Ontwikkeling
  • Organisme
  • Reageren op prikkels
  • Stofwisseling
  • Uitscheiding
  • Voeding
  • Voortplanting 

Slide 19 - Slide

Ik kan nu
  • Je kunt uitleggen wat een organisme is.
  • Je kunt negen levenskenmerken van organismen noemen.
  • Je kunt onderscheiden of iets levend, dood of levenloos is.

Slide 20 - Slide

Aan het werk!
Maken opdrachten 1.1: 1 t/m 5
Klaar?
Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.
Klaar?  Werk laten zien aan docent.
Veel fout? -> Maken test jezelf 1.1
Veel goed? -> Maken 6+ online extra 7 en 8 

 

timer
25:00

Slide 21 - Slide