12/6 Debatles 2 ISK

Debatteren  
1 / 19
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 19 slides, with text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Debatteren  

Slide 1 - Slide

Het debat (1)
In de politiek wordt er veel met elkaar gedebatteerd. Er wordt gedebatteerd over verschillende thema's, zoals bijvoorbeeld de opvang van asielzoekers. 
debatteren=proberen elkaar te overtuigen van je mening door middel van argumenten. 
Overtuigen=ervoor zorgen dat iemand er hetzelfde over gaat denken.
argument      = waarom je het wel of niet eens bent met de                                          stelling
Een argument herken je vaak aan de volgende woorden: want, omdat, namelijk, dus, enz.

Slide 2 - Slide

Het debat (2)
stelling           = een uitspraak waarover je een mening kunt hebben. Voorbeeld: De verkoop van elektronische sigaretten moet verboden worden.

standpunt     = het wel of niet eens zijn met de stelling, een standpunt begint vaak met 'Ik vind...'  Voorbeeld: ik vind dat elke winkel zelf mag kiezen of hij elektronische sigaretten verkoopt.

Slide 3 - Slide

Opdracht
  • Schrijf zoveel mogelijk argumenten op bij de volgende stelling.
  • Schrijf argumenten voor en argumenten tegen de stelling op. In een debat moet je bedenken wat de ander gaat zeggen. 
  • Daarna gaan we hier kort over debatteren.

Slide 4 - Slide

Sterke argumenten met AUB
Om een argument sterk te maken werk je met het AUB-model. 
  • De A staat voor argument
  • De U voor uitleg 
  • de B voor voorbeeld. 
  • Dit model kun je goed in je betoog gebruiken. Kijk naar de volgende uitleg.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Regels tijdens het debat
  1. Als je iets wilt zeggen, ga je staan.
  2. Je mag pas praten als de gespreksleider/docent je aanwijst.
  3. Je laat de ander uitpraten.
  4. Je hebt respect voor de mening van de ander.
  5. Je gebruikt nette woorden en scheld elkaar niet uit.

Slide 7 - Slide

Stelling
Tijdens een gesprek moet je nooit op je telefoon kijken.
timer
5:00

Slide 8 - Slide

Het ballondebat
Stel je voor, je zit met z’n vijven in een luchtballon die op het punt staat neer te storten. Alle spullen die gemist kunnen worden zijn al over boord gegooid: tassen, drinken, eten etc., maar dit is niet voldoende.

Er zit niets anders op, vier ballonvaarders zullen uit de ballon moeten springen. Eén iemand kan dus maar in de ballon blijven en overleven. Maar wie?

Slide 9 - Slide

Voorbereiding en beargumenteren
  • Schrijf je naam en het personage dat je wilt spelen op het briefje. 
  • Doe het briefje in het bakje dat je doorgeeft door de klas.
  • Iedereen krijgt nu vijf minuten om argumenten te verzinnen waarom de wereld niet zonder zijn/haar personage kan. Gebruik het AUB-model.
  • Vijf personen krijgen allemaal één minuut om te beargumenteren waarom hij/zij in de ballon moeten blijven.

Slide 10 - Slide

Stemming
Het publiek mag nu stemmen: Iedereen uit het publiek heeft twee stemmen en stemt op de personages die hij/zij uit de ballon wil hebben; iedereen stemt dus op twee verschillende personages! De twee ballonvaarders met de meeste stemmen vallen helaas af, maar ontvangen natuurlijk een heel groot applaus van de klas en de andere ballonvaarders.

Slide 11 - Slide

Ronde 2
  • De drie overgebleven ballonvaarders krijgen vijf minuten om hun speech voor te bereiden; 
  • Waarom moeten de ándere personages uit de ballon? 
  • Waarom kan de wereld prima zonder hen?
  • De spreektijd is één minuut per ballonvaarder. In deze ronde moeten de ballonvaarders dus uitleggen waarom de ándere personages uit de ballon zouden moeten.

Slide 12 - Slide

Stemming en nabespreking
Alle toeschouwers krijgen één stem. Met deze stem geven zij aan welk personage  ín de ballon mag blijven en wie de wereld dus niet hoeft te missen.

Wat was de tactiek van de winnaar; hoe dacht hij of zij het publiek voor zich te kunnen winnen? Wat vond het publiek goed aan ronde 2?

Slide 13 - Slide

Het debat

Slide 14 - Slide

Kijk naar het volgende debat
  • Welke debatregels herken je?
  • Hoe wordt het debat ingeleid?
  • Hoe wordt er op elkaars argumenten ingegaan? 

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Opbouw debat 

speech voorstander : 1.5 minuut

speech tegenstander: 1.5 minuut

weerlegronde vs: 1.5

weerlegronde ts: 1.5 

vrije ronde: 2.30

overlegronde om slotwoord voor te bereiden: 1

slotwoord: 30 sec. tegenstander

30 sec. voorstander

Slide 17 - Slide

Rol tijdens debat
  • voorstanders zitten rechts van mij
  • tegenstanders zitten links van mij
  • tijdbewaker + jury  achterin
  • debatleider: ik

Slide 18 - Slide

debat voorbereiden in groepje
  • Kies een stelling (bv. van debatstelling.nl)
  • noteer 3 voor- en tegenargumenten + het weerleggen van de tegenargumenten
  • schrijf een inleiding (voorstander en tegenstander)
  • bereid de inleiding voor (uit je hoofd)

Slide 19 - Slide