clase 6

   Clase 5
   De aventura en Perú

  Tema: naturaleza y cultura

   THV/VWO2
1 / 29
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

   Clase 5
   De aventura en Perú

  Tema: naturaleza y cultura

   THV/VWO2

Slide 1 - Slide

Información 


Toetsweek 4: Capítulo 4 (weging 2) 


Slide 2 - Slide

Toetsstof TW4 
Capítulo 4  -  De aventura en Perú
  • Studygo/quizlet 4.1 t/m 4.4: dieren, vraagwoorden, vrije tijd etc
  • Fuente D: SER vs ESTAR in combinatie met vraagwoorden
  • Fuente G: verbos bota met klinkerwisseling e=>i 
  • Fuente I: estar + gerundio
  • Frases Clave fuente E: vragen en vertellen over vrienden/verkering
  • Frases Clave fuente J: vragen en vertellen wat je aan het doen bent

Slide 3 - Slide

Starter
timer
1:00

Slide 4 - Slide

La planificación
Cinco minutos: información
Veinticinco minutos: estar + gerundio
veinticinco minutos
Diez minutos: vocabulario 4.1 y 4.2
Cinco minutos: evaluación

Slide 5 - Slide

GERUNDIO:
WAT ZIJN ZIJ
AAN HET DOEN?
A
ESTÁN COMIENDO
B
ESTÁN BEBIENDO AGUA
C
ESTÁN LLORANDO

Slide 6 - Quiz

GERUNDIO:
WAT IS HIJ
AAN HET DOEN?
A
ESTÁS HACIENDO UNA BARBACOA
B
ESTÁ HACIENDO UNA BARBACOA
C
ESTÁN HACIENDO UNA BARBACOA

Slide 7 - Quiz

GERUNDIO:
WAT ZIJN ZIJ
AAN HET DOEN?
A
ESTÁN CAMINANDO
B
ESTÁN CORRIENDO
C
ESTÁN PASEANDO

Slide 8 - Quiz

GERUNDIO:
WAT ZIJN ZIJ AAN HET DOEN?
A
ESTAN HABLANDO
B
ESTÁN HABLADO
C
ESTÁN HABLANDO

Slide 9 - Quiz

GERUNDIO:
WAT ZIJN ZIJ AAN HET DOEN?
A
ESTÁN JUGANDO AL BALONCESTO
B
ESTÁN JUGANDO AL BALONCESTOS
C
ESTÁN JUGANDO AL BALON

Slide 10 - Quiz

GERUNDIO:
WAT IS ZIJ
AAN HET DOEN?
A
ESTÁ COMIENDO UNA TORTA
B
ESTÁ COMIENDO UN CAFÉ
C
ESTÁ COMIENDO UN BOCADILLO
D
ESTÁ COMIENDO PESCADO

Slide 11 - Quiz

GERUNDIO:
WAT ZIJN ZIJ
AAN HET DOEN?
A
ESTAN VISITANDO UN MUSEO
B
ESTÁN VISITANDO UNA MUSEO
C
ESTÁN VISITANDO UN MUSEO
D
ESTÁN VISITIENDO UN MUSEO

Slide 12 - Quiz

GERUNDIO:
WAT ZIJN ZIJ
AAN HET DOEN?
A
ESTÁN JUGANDO AL FÚTBOL
B
ESTÁN JUGANDO FÚTBOL
C
ESTAN JUGANDO AL FÚTBOL
D
ESTÁN JUGANDO BALONCESTO

Slide 13 - Quiz

De gerundio
  • Wat is de gerundio?
  • Hoe maak je de gerundio?
  • Uitzonderingen op de regel🙄.

Slide 14 - Slide

Wat is de gerundio?
  • Je wilt zeggen dat iets aan de gang is of
  • dat je ergens mee bezig bent. 

Nederlands: Michiel is aan het bellen.
Engels: John is talking on the phone. 

Slide 15 - Slide

Hoe maak je de gerundio?
Necesitas dos verbos:
(koppelwerkwoord) estar + gerundio
                        [Engels: to be + ww -ing] 

             HABLAR                     COMER                           ESCRIBIR_______
       stam+ANDO              stam+IENDO                    stam+IENDO
Él está hablando.          Él está comiendo.          Él está escribiendo.

Slide 16 - Slide

Gerundio

Slide 17 - Slide

estar + gerundio, juego
  1.  Maak een groepje van 3/4 personen.
  2. Één van jullie begint: hij/zij bedenkt een activiteit in het gerundio. (bijvoorbeeld: estoy escuchando música)
  3. De volgende herhaalt deze activiteit, bedenk zelf iets nieuws en geeft de beurt door. 
  4. Degene die de langste reeks goed opnoemt, is de winnaar.

Slide 18 - Slide

Net even anders...
Bij ww met een klinkerwisseling:
  • dormir [slapen]-  durmiendo
  • pedir [vragen] -  pidiendo
  • reír [lachen] -  riendo
Maar ook: 
  • ir [gaan] -  yendo
  • leer [lezen] -  leyendo

Slide 19 - Slide

Wanneer gebruik je de gerundio?
A
dat iets nu aan de gang is
B
dat iemand nu ergens mee bezig is
C
wanneer je iets in de toekomst wil doen
D
wanneer je iets gaat doen maar je weet nog niet wanneer

Slide 20 - Quiz

Welk koppelwerkwoord gebruik je naast de gerundio om te zeggen dat iets nu aan de gang is?
A
ser
B
tener
C
haber
D
estar

Slide 21 - Quiz

Gerundio-vormen kunnen eindigen op...
A
-ando & -iendo
B
-endo & -iando
C
-iendo & -ondo
D
-ando & -indo

Slide 22 - Quiz

de GERUNDIO maak je door...
A
ir + a + hele ww
B
haber + stam ww + ado/ido
C
estar + stam ww + ando/iendo

Slide 23 - Quiz

El gerundio:
¿Qué están haciendo?
A
están comendo
B
son comiendo
C
están comiendo
D
están comen

Slide 24 - Quiz

De "gerundio" van JUGAR is:
A
juegando
B
jugado
C
jugando
D
jugarse

Slide 25 - Quiz

Wat is de gerundio van 'hablar'?
A
hablando
B
hablendo
C
hablado
D
habliendo

Slide 26 - Quiz

ESTAR + GERUNDIO

Mis padres _______________
A
están dormiendo
B
está durmiendo
C
están durmiendo
D
estan dormiendo

Slide 27 - Quiz

Estar + gerundio, ejercicio
1. haz ejercicio 30 (wb. P. 32 y 33)
2. ¿Haz terminado?  haz ejercicio 28 y estudia vocabulario 4.1 a 4.3

Slide 28 - Slide

Blooket

Slide 29 - Slide