Week 2, les 1

¡Bienvenidos!
Mevrouw de Cuba
1 / 20
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

¡Bienvenidos!
Mevrouw de Cuba

Slide 1 - Slide

La clase de hoy
La meta de la clase: het doel van les
je kan de werkwoorden van presente perfecto en de presente toepassen in een tekst. Je kunt minimaal vijf werkwoorden herkennen en vervoegen

Repaso (herhalen)
-Woordenschat hoofdstuk 1 "Entre mar y montaña".
- Jullie herhalen de "presente perfecto" y el "Presente"

                                     

Slide 2 - Slide

El programa de hoy
  • 5 min - Bienvenidos
  • 15 min - herhaling 
  • 20 min -  Texto presente/perfecto
  • 15 min - StudyGO 
  • Afsluiten

Slide 3 - Slide

1. Repaso

Slide 4 - Slide

Puedo formar el presente
No

Slide 5 - Poll

Puedo formar el presente perfecto
No

Slide 6 - Poll

¿Qué son el presente y el presente perfecto?
1. Presente = 
2. Presente perfecto = 

Slide 7 - Slide

¿Cuándo usamos el presente y el presente perfecto?
1. Presente = bij alles wat zich in de tegenwoordige tijd afspeelt (ik eet, jij praat, hij studeert)
2. Presente perfecto = een van de verleden tijden, dus wanneer iets is gebeurd (ik heb gegeten, jij hebt gepraat, hij heeft gestudeerd)

Slide 8 - Slide

¿Cómo se forma el presente?
Stam + uitgangen, zie p.10

1. -er en -ir werkwoorden hebben hetzelfde rijtje
2. Voorbeelden van onregelmatige werkwoorden zijn: ...

Slide 9 - Slide

¿Cómo se forma el presente perfecto?
¿?

Slide 10 - Slide

¿Cómo se forma el presente perfecto?
1. haber + participio
2. haber: he, has, ha, hemos, habéis, han
3. participio = voltooid deelwoord: stam + -ado/-ido

4. onregelmatige voltooid deelwoorden: 
  • abrir = abierto
  • ver = visto
  • hacer = hecho
  • escribir = escrito
  • morir = muerto
  • poner = puesto
  • volver = vuelto
  •  decir = dicho
  • romper = roto

Slide 11 - Slide

¿Preguntas?
Vamos a practicar.

Slide 12 - Slide

Wat is de juiste vervoeging?
(vivir, yo) en Muziekwijk.
A
Vive
B
Vivo
C
Vives
D
Viva

Slide 13 - Quiz

Vul de presente in: Miguel ... (leer) un libro.

Slide 14 - Open question

¿Qué significa?
Miguel lee un libro.

Slide 15 - Open question

Wat is de juiste vervoeging?
Juan y Ana no ... (hacer) nada en las vacaciones.
A
ha hacido
B
ha hecho
C
han hacido
D
han hecho

Slide 16 - Quiz

Vul de juiste vorm van de presente perfecto in:
¿Tú ... (estar) en Madrid alguna vez?

Slide 17 - Open question

¿Qué significa?
¿Has estado en Madrid?

Slide 18 - Open question

Texto sobre las vacaciones 
timer
20:00

Slide 19 - Slide

Vocabulario
timer
15:00

Slide 20 - Slide