adverbs

The rules:
1. Respect for each other, also the teacher. So don't talk when the teacher is talking. 
2. Toilet visits only at the start or at the end of each lesson.
3. At the start of each lesson the iPads/Chromebooks are always closed.
4. Always raise your hand if you have something to say! 
5. Phones are in the box on my desk.
6. Have fun! 
1 / 47
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

The rules:
1. Respect for each other, also the teacher. So don't talk when the teacher is talking. 
2. Toilet visits only at the start or at the end of each lesson.
3. At the start of each lesson the iPads/Chromebooks are always closed.
4. Always raise your hand if you have something to say! 
5. Phones are in the box on my desk.
6. Have fun! 

Slide 1 - Slide

Lesdoel:
Aan het einde van deze les heb je laten zien dat je de adverbs (het bijwoord van tijd (frequentie) op de goede plaats in een Engelse zin kan zetten en je weet wat de woordvolgorde (=plaats voor tijd) is en kunt dat ook aangeven in Engelse zinnen. 

Slide 2 - Slide

place of adverbs/woordvolgorde

Slide 3 - Slide

Plaats van het bijwoord in de zin/woordvolgorde
Wat ga je doen?  leren wat adverbs (bijwoorden) zijn en deze gebruiken in zinnen. Leren wat de woordvolgorde is van een Engelse zin.
Hoe ga je dat doen?  luisteren naar de uitleg en na 1 of 2 slides het geleerde in de praktijk zetten.
Met wie ga je dat doen? Eerst alleen daarna in je groepje. 
Wat is de uitkomst?  je krijgt meteen de goede antwoorden.
Op welke sociale vaardigheid moet je letten? je gaat de opdrachten eerst alleen doen en dan samenwerken (check in duo's).
Hoe gebeurt de evaluatie?  Dit is een onderdeel van Unit 2 en wordt getoetst tijdens Periodetoets SE1.
WIE KAN UITLEGGEN WAT ADVERBS (BIJWOORDEN) ZIJN?

Slide 4 - Slide

Wie kan uitleggen wat adverbs (bijwoorden) zijn?

Slide 5 - Slide

Wie kan uitleggen wat adverbs (bijwoorden) zijn?
Bijwoorden zeggen meestal iets over een WERKWOORD
(over de manier waarop iets gebeurt). Soms beschrijven bijwoorden een bijvoegelijk naamwoord en soms een ander bijwoord in de zin.

ONTHOUD:
Een woord is een bijwoord…
• als het aangeeft waar, wanneer, hoe of hoe vaak iets gebeurt.

Slide 6 - Slide

Wat moet je weten?
wie       doet          wat              (met/aan/voor wie)     waar            wannneer
ow         ww             lv                          (mw.vw)                  plaats          tijd
bijvoorbeelden:
He        had         a drink           with his friends          in the pub  yesterday at eight.
He         gave      a drink                     to John                in the pub  last night.
Maria   sent       a text message    to her mother  from the airport  yesterday.
My parents saw my uncle in the supermarket last week. 

Slide 7 - Slide

Er zijn verschillende soorten bijwoorden
1.  ADVERBS OF MANNER (HOE?) 
He ate the chocolate cake greedily.
He greedily ate the chocolate cake.



Slide 8 - Slide

2. ADVERBS OF PLACE (WAAR?) 
They built a house nearby.
Let's hide behind the shed.

Slide 9 - Slide

3. ADVERBS OF TIME (WANNEER?) 
I will call you later.
I saw Sally today.

Slide 10 - Slide

4. ADVERBS OF FREQUENCY (REGELMAAT dus: HOE VAAK)  
I often go to the cinema.
He sometimes goes to the disco. 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Link

Slide 13 - Link

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Link

Adverbs of manner
e.g.: slowly, carefully, awfully (bijwoorden die iets zeggen van de manier waarop iets gedaan wordt.) 
Deze bijwoorden komen achter het lijdend voorwerp, of, als deze er niet is, achter het werkwoord. 

He drove the car carefully
He drove carefully.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Link

Adverbs of place
e.g.: here, there, behind, above (bijwoorden van plaats)
Net als bij de vorige, komen deze bijwoorden achter het lijdend voorwerp of achter het werkwoord. 

I didn't see him here.
He stayed behind.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Link

Adverbs of time
e.g.: recently, now, then, yesterday (bijwoorden van tijd)
Deze staan meestal achteraan in de zin.
           I will tell you the story tomorrow. 
Wanneer er nadruk ligt op de tijd, kan deze ook vooraan in de zin.
           Tomorrow I will tell you the story. 

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Link

Adverbs of frequency
e.g.: always,  usually, normally , often, frequently, sometimes, occasionally, hardly ever, seldom, never  (bijwoorden van frequentie). Bijwoorden van frequentie komen altijd voor het hoofdwerkwoord.
                      I often go swimming in the evenings.
                      He doesn't always play tennis.
                      We have never been to Spain.

Slide 22 - Slide

Uitzonderingen
Alleen bij adverbs of frequency is er een uitzondering:
Wanneer er een vorm van 'to be' in de zin staat zonder een hulpwerkwoord, komt het bijwoord NA de vorm van 'to be'.
              I am never eating here again!
              John is always on time.

Slide 23 - Slide

DUS: bij bijwoorden van frequency:
Bij 1 werkwoord in de zin, dan moet het bijwoord seldomalways, never, usually, sometimes voor het werkwoord: I always work late.

Bij 2 werkwoorden in de zin, komt het bijwoord er tussen: He has never been in Spain.

Bij een vorm van to be, dan komt het bijwoord er achter: I am never late.

Slide 24 - Slide


ANY QUESTIONS?

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Link

Slide 27 - Link

wat moet je doen?
Klik in de volgende slide op de link. 
bestudeer eerst de theorie, dan
maak je eerst de basisstofoefeningen
en dan pas de verrijkingsstofoefeningen (hier moet je eerst de video bekijken, dan pas de oefeningen maken).


Slide 28 - Slide

Slide 29 - Link

Homework for next time 
on bastrimbos.com study the adverbs of frequency and do the exercises basisstof en verrijkingsstof

http://www.bastrimbos.com/grammar/adverbs_of_frequency.htm

Slide 30 - Slide

I saw him yesterday.
A
right
B
wrong

Slide 31 - Quiz

The teacher speaks slowly.
A
right
B
wrong

Slide 32 - Quiz

We go never swimming.
A
right
B
wrong

Slide 33 - Quiz

The children don’t come usually home from school before five pm.
A
right
B
wrong

Slide 34 - Quiz

We often think about you.
A
right
B
wrong

Slide 35 - Quiz

She has sometimes been nice to other people.
A
right
B
wrong

Slide 36 - Quiz

He walks his dog rarely.
A
right
B
wrong

Slide 37 - Quiz

Welke zin is correct?

A
My father goes always fishing.
B
My father always goes fishing.
C
My father goes fishing always.
D
Always my father goes fishing.

Slide 38 - Quiz

Welke zin is correct?

A
Cats can well hear.
B
Cats well can hear..
C
Cats can hear well.
D
Well cats can hear.

Slide 39 - Quiz

is /never / at home / He / in the evening

Slide 40 - Open question

always / at nine o'clock / out of the garage / in the morning / drives / his car / He

Slide 41 - Open question

He / to town / after breakfast / often / Mrs Hodges / takes

Slide 42 - Open question

a parking place / near the shops / They / find / rarely

Slide 43 - Open question

Where do adverbs of frequency come?
Waar komen de bijwoorden van frequentie in een Engelse zin?

Slide 44 - Open question

Where do adverbs of place and time come?
Waar staan de bijwoorden van plaats en tijd?

Slide 45 - Open question

Hoe luidt de volgorde van een Engelse zin?

Slide 46 - Open question

Write down a one minute note
What is the most important thing you have learned?

Slide 47 - Slide