Meer dan lezen paragraaf 1, 2 en 3

Welkom 


Binnen = beginnen 

Pak je boek en ga naar de juiste pagina. 
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom 


Binnen = beginnen 

Pak je boek en ga naar de juiste pagina. 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen?
We gaan de komende weken aan de slag met 'Meer dan lezen' (blz. 10 van je boek).
De volgende onderwerpen komen aan bod:

  • paragraaf 1: onbekende woorden 
  • paragraaf 2: onderwerp
  • paragraaf 4: tekstdoelen en tekstsoorten 



Slide 3 - Slide

Leerdoelen 
De komende drie weken werken we aan de volgende leerdoelen: 

  • Je ontdekt de betekenis van onbekende woorden door woordraadstrategieën te gebruiken of door de woorden op te zoeken in een (online) woordenboek. 
  • Je schrijft begrijpelijk en gevarieerd door synoniemen, omschrijvingen, voorbeelden en tegenstellingen te gebruiken.
  • Je bepaalt het onderwerp van een tekst en fragment.
  • Je herkent het verschil tussen activerende, amuserende, informerende, instruerende en overtuigende teksten.
  • Je schrijft en spreekt met een herkenbaar doel. 

Slide 4 - Slide

Onbekende woorden 

Slide 5 - Slide

Onbekende woorden
Wat moet je doen als je een moeilijk woord tegenkomt in een tekst?
  

Lees nogmaals de zinnen voor en na het moeilijke woord. Deze zinnen noem je ook wel de context. Je gaat op zoek in de zinnen naar een ander woord met dezelfde betekenis, wordt het woord omschreven, volgt er een voorbeeld of wordt het tegengestelde genoemd.


Synoniem: Gisteren stonden wij in de file door een knelpunt op de A7. Gelukkig was dat probleem snel opgelost.

Wat betekent knelpunt?



Slide 6 - Slide

Weektaak 
Ga aan de slag met je weektaak. 

Wat moet je maken? Paragraaf 1 onbekende woorden 
  • Rood: opdracht 1 tot en met 6
  • Blauw: opdracht 1 tot en met 5
  • Oranje: opdracht 1 tot en met 6

Wat moet je doen als je klaar bent?
  • Steek je hand op en dan kom in bij je langs
  • Bij akkoord krijg je een nakijkformulier 

Klaar met nakijken?
  • Ga aan de slag met een ander vak of ga lekker lezen 


Slide 7 - Slide

Onbekende woorden
Omschrijving: De kapper gaat vanmiddag jouw kapsel even fatsoeneren. Hij brengt het weer in model.

  • Wat betekent fatsoeneren?


Voorbeeld: Femke is de tutor van Jan. Zij begeleidt en helpt hem bij zijn huiswerk.
  • Wat betekent tutor?


Tegengestelde: De nieuwe bibliotheek heeft een moderne uitstraling en ziet er heel anders uit dan het vorige
ouderwetse gebouw.
  • Wat betekent moderne?



Slide 8 - Slide

Onderwerp

Slide 9 - Slide

Onderwerp
Hoe vind je het onderwerp van een tekst?

Lees de tekst oriënterend!

  • De titel
  • De inleiding (vaak vet gedrukt)
  • De bron (wie heeft de tekst geschreven?)
  • Tussenkopjes (de titels van alinea)
  • Illustraties (plaatjes/lijstjes/grafieken enz)
  • Anders gedrukte woorden (deze zijn vaak belangrijk)


Slide 10 - Slide

Onderwerp
Wat is het onderwerp van de volgende tekst?
 
Het was een mooie vakantie. Met de auto zijn we naar een huisje in Spanje gereden. Dit huisje had een zwembad en stond tegenover het strand. We zaten dicht bij een stad en het was heel warm en zonnig weer. We hebben ook veel gezwommen en ijsjes gegeten. Het was heel erg leuk.

Slide 11 - Slide

Weektaak 
Ga aan de slag met je weektaak. 

Wat moet je maken? Paragraaf 2 onderwerp 
  • Rood: opdracht 2 tot en met 6
  • Blauw: opdracht 1 tot en met 6
  • Oranje: opdracht 1 tot en met 4

Wat moet je doen als je klaar bent?
  • Steek je hand op en dan kom in bij je langs
  • Bij akkoord krijg je een nakijkformulier 

Klaar met nakijken?
  • Ga aan de slag met een ander vak of ga lekker lezen 


Slide 12 - Slide

Tekstdoelen en tekstsoorten 

Slide 13 - Slide

Tekstdoelen/soorten
Elke tekst wordt geschreven met een doel. De schrijver wil ik bereiken bij de lezer. 

De tekstdoelen zijn:
  • activeren 
  • amuseren 
  • informeren 
  • instrueren 
  • overtuigen 

Met tekstsoorten bedoelen we een krant, advertentie of een gebruiksaanwijzing.  

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Weektaak 
Ga aan de slag met je weektaak. 

Wat moet je maken? Paragraaf 4 tekstdoelen/tekstsoorten 
  • Rood: opdracht 1 tot en met 5
  • Blauw: opdracht 1 tot en met 3 en 5 tot en met 8
  • Oranje: opdracht 1 tot en met 5

Wat moet je doen als je klaar bent?
  • Steek je hand op en dan kom in bij je langs
  • Bij akkoord krijg je een nakijkformulier 

Klaar met nakijken?
  • Ga aan de slag met een ander vak of ga lekker lezen 


Slide 16 - Slide

Afsluiting
De komende drie weken werken we aan de volgende leerdoelen: 

  • Je ontdekt de betekenis van onbekende woorden door woordraadstrategieën te gebruiken of door de woorden op te zoeken in een (online) woordenboek.
  • Je schrijft begrijpelijk en gevarieerd door synoniemen, omschrijvingen, voorbeelden en tegenstellingen te gebruiken.
  • Je bepaalt het onderwerp van een tekst en fragment.
  • Je herkent het verschil tussen activerende, amuserende, informerende, instruerende en overtuigende teksten.
  • Je schrijft en spreekt met een herkenbaar doel.

Slide 17 - Slide