This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
Chapitre 2: Ados du monde !
Slide 1 - Slide
De vragen met paarse kleur (extra uitdaging) zijn voor leerlingen die een G hebben behaald voor de formatieve toets.
Slide 2 - Slide
But
Herhalen van chapitre 2. Je gaat oefenen met de -er-werkwoorden, de bijvoeglijke naamwoorden, en de woordenschat . Aan het einde van deze les kun je deze onderdelen goed gebruiken.
Slide 3 - Slide
Wat weet je over het regelmatige werkwoord op -er?
Slide 4 - Mind map
choisis la bonne réponse. Tu (aimer).....................le fromage ?
A
aime
B
aimer
C
aim
D
aimes
Slide 5 - Quiz
Remplis le verbe: Vous (aider)..............ma copine?
Slide 6 - Open question
choisis la bonne réponse. Mes parents (habiter).....................à Paris?
A
habite
B
habitent
C
habitez
D
habitons
Slide 7 - Quiz
Remplis le verbe: Tom (demander)...........le menu du jour?
Slide 8 - Open question
Remplis le verbe: Nous (parler)..............avec le serveur.
Slide 9 - Open question
vertaal: Tu(werkt)............beaucoup à l'école.
Slide 10 - Open question
Remplis le verbe: Mes parents (travailler)..............dans un café.
Slide 11 - Open question
vertaal: Nous (zoeken)...........la boulangerie.
Slide 12 - Open question
vertaal: Ils (reizen).............parfois en train.
Slide 13 - Open question
Wat weet je over het bijvoeglijk naamwoord, denk aan: mannelijk, vrouwelijk, meervoud, enkelvoud
Slide 14 - Mind map
Vul de zinnen aan : let op de plaats en de vorm van het bijvoeglijk naamwoord. (beau + chanson) Lisa va chanter une ..............................pour moi.
Slide 15 - Open question
Décris (beschrijf) l'image
Slide 16 - Open question
Vul de zinnen aan : let op de plaats en de vorm van het bijvoeglijk naamwoord. (Klein) une ...............soeur................
A
une petit soeur
B
une soeur petite
C
une petite soeur
D
une soeur petite
Slide 17 - Quiz
Vul de zinnen aan : let op de plaats en de vorm van het bijvoeglijk naamwoord. (grand + gâteau) Mes parents vont acheter un ........................................d'anniversaire.
Slide 18 - Open question
Vul de zinnen aan : let op de plaats en de vorm van het bijvoeglijk naamwoord. (groen ogen) J'ai les ....................... ....................
A
yeux vert
B
verts yeux
C
yeux verts
Slide 19 - Quiz
Vul de zinnen aan : let op de plaats en de vorm van het bijvoeglijk naamwoord. (schattig) un.......................chien ....................
A
un chien adorable
B
un adorable chien
Slide 20 - Quiz
traduis et écris l'adjectif à la bonne place. Tu peux utiliser un dictionnaire. (groot) deux...................frères......................
Slide 21 - Open question
Décris (beschrijf) ton ami / amie (naam, karakter, hobby's etc) gebruik 30 woorden. (5 minutes)