Hoofdstuk 1

Hoofdstuk 1
Staatsinrichting van Nederland 1848-nu
1 / 15
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3,4

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoofdstuk 1
Staatsinrichting van Nederland 1848-nu

Slide 1 - Slide

Koning en parlement
  • Sinds 1815 NL een grondwet --> constitutionele monarchie.
  • In grondwet van 1815 koning (toen Willem I) veel macht.
  • IN 1848 nieuwe grondwet, Willem II bang voor revolutie zoals in veel andere Europese landen.
  • Veel veranderingen in deze grondwet --> welke?
  • Willem III niet blij met nieuwe grondwet, accepteerde niet dat parlement de baas was.
  • Dit veranderde na de Luxemburgse kwestie.

Slide 2 - Slide

Waarom besloot koning Willem II de grondwet te laten wijzigen?

Slide 3 - Open question

Bij een constitutionele monarchie is er geen koning
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

Politieke stromingen
  • Drie stromingen --> liberalisme, socialisme en confessionalisme.
  • Sinds 18148 "alle burgers" kiesrecht d.m.v. censuskiesrecht.
  • De industriële revolutie had gevolgen voor arme mensen --> slechte werk en woonomstandigheden (verstedelijking). --> sociale kwestie.
  • Weinig sociale wetten. Socialisten wilden dit anders: algemeen kiesrecht
  • Confessionelen wilden bijzonder onderwijs betaald: schoolstrijd.
  • Stromingen gingen zich organiseren, bijv. eigen scholen en ziekenhuizen.
  • Vanaf 1880 richtten stromingen politieke partijen op. 

Slide 5 - Slide

Bij welke stroming hoort deze poster?

Slide 6 - Open question

Noem de 3 belangrijke politieke stromingen

Slide 7 - Open question

Sociale wetten en kiesrecht
  • Door eco crisis in 1873 gingen liberalen toch soc wetten invoeren, eerste?
  • In 1887 wijziging grondwet --> caoutchouc-artikel. Hiermee werd kiesrecht langzaam "opgerekt"
  • Geen vrouwenkiesrecht, gingen hiervoor strijden --> eerste feministische golf. Aletta Jacobs en Wilhelmina Drucker.
  • In 1917 belangrijke wijzigingen grondwet --> Pacificatie van 1917
  • Welke wijzigingen in de grondwet??
  • NL werd een parlementaire democratie

Slide 8 - Slide

Welke twee vrouwen waren belangrijk bij de eerste feministische golf?

Slide 9 - Open question

Wat was geen verandering bij de pacificatie van 1917
A
Districtenstelsel werd vervangen
B
Er kwam algemeen kiesrecht
C
Bijzonder onderwijs werd vergoed
D
Er kwam algemeen vrouwenkiesrecht

Slide 10 - Quiz

Nederland als parlementaire democratie
  • Burgers kunnen op 2 manieren invloed uitoefenen.
  • Na verkiezingen zijn zetels verdeeld, er komt coalitie (vormen regering) en oppositie.
  • Leden Eerste en Tweede Kamer hebben een aantal rechten --> welke?
  • Kamerleden hebben twee taken --> besluiten over wetsvoorstellen en controleren regering. 
  • In NL klassieke grondrechten en sociale grondrechten.
  • NL ook rechtsstaat --> burgers voor wet gelijk/rechters zijn onafhankelijk.
  • In NL zijn de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht gescheiden.

Slide 11 - Slide

Welke uitspraak is onjuist over een rechtsstaat?
A
Alle burgers voor de wet gelijk
B
Wetgevende en uitvoerende macht ligt bij Tweede Kamer
C
Rechters zijn onafhankelijk en voor het leven benoemd.

Slide 12 - Quiz

Welke 3 machten zijn er in Nederland?

Slide 13 - Open question

Welk recht heeft de Eerste kamer niet?
A
Recht van budget
B
Recht van enquête
C
Recht van amendement
D
Recht van interpellatie

Slide 14 - Quiz

Wat moet je kennen/wat kan je oefenen van hoofdstuk 1 (boek 4)?
  • Begrippen (blz. 38 t/m 40 uit leerboek) --> gebruik eventueel de flashcards op de website van de methode.
  • Jaartallen (blz. 38 uit leerboek) --> altijd een volgorde vraag.
  • Personen (blz. 36/37 uit leerboek)
  • Teksten uit je boek.
  • Oefen met examenvaardigheden/opdrachten (blz. 34 t/m 43 oefenboek).
  • Afsluiting maken (blz. 34/35 uit leerboek). 
  • Vragen uit controleer jezelf kunnen beantwoorden (blz. 38 uit leerboek)

Slide 15 - Slide