Week 29 (17-2024) klas 3 K5 Werden + Neuneinhalb Großfamilie

Guten Tag
Wie geht es euch?
1 / 51
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Guten Tag
Wie geht es euch?

Slide 1 - Slide


  • jas uit, pet/muts/capuchon af
  • oortjes uit
  • laptop/boek/schrift/pen op tafel

Slide 2 - Slide

Was machen wir heute?



  • Grammatik:                             das Hilfsverb "werden"

Slide 3 - Slide

Leerdoelen 
Ik kan/ik ken ....
  • .... de betekenissen van het hulpwerkwoord 'werden';
  • .... het hulpwerkwoord 'werden' vervoegen in de tegenwoordige tijd;
  • .... het hulpwerkwoord 'werden' gebruiken in een zin.

Slide 4 - Slide



Aber zuerst.....ein Filmchen!



Slide 5 - Slide

Slide 6 - Link

Erklärung:   
Das Verb ' werden' hat in der Deutschen Sprache 2 verschiedene Bedeutungen:
( Het werkwoord werden heeft in het Duits 2 betekenissen).

- De eerste betekenis van het woord is worden, 
( Ich werde 30 Jahre alt). ik word 30 jaar oud. 
- De  tweede is zullen. ( Wir werden es sehen )  wij zullen het zien.

* De vervoeging doe je bij alle twee betekenissen op dezelfde manier!

Slide 7 - Slide

Das Verb: werden  
Ik word                               ich werde 
jij wordt                             du wirst 
hij / zij / het wordt       er / sie / es wird
wij worden                      wir werden
jullie worden                  ihr werdet
zij worden                       sie werden
u wordt                            * Sie werden ( let op de hoofdletter S) 
Ik ben geworden         ich bin geworden 

Slide 8 - Slide

Ich ...... morgen Karnaval feiern
A
werde
B
wird
C
werden
D
wirst

Slide 9 - Quiz

Wir .......sehr viel Spaß haben
A
geworden
B
werde
C
werd
D
werden

Slide 10 - Quiz

Du ..... dich auch sehr freuen, da bin ich mir ganz sicher.
A
wirst
B
werde
C
wird
D
werde

Slide 11 - Quiz

Der Kölner Umzug, der ....... gleich kommen.
A
werde
B
wirst
C
wird
D
werdet

Slide 12 - Quiz

Sie, ....... sehr glücklich sein mit ihrem Karnavalskostuum
A
wirst
B
wird
C
werde
D
geworden

Slide 13 - Quiz

Er ..... wird sich gleich verkleiden.
A
wirst
B
wird
C
werde
D
geworden

Slide 14 - Quiz

Weil sie lange feiern, ...... sie bestimmt auch spät schlafen gehen.
A
wird
B
werde
C
werden
D
wirst

Slide 15 - Quiz

3 soorten zwakke werkwoorden
1. "Normale" werkwoorden (wohnen)
2. Zwakke werkwoorden met stam op -d of -t (reden)
3. Zwakke werkwoorden met stam op -s of -ß (heißen)

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

ich               + e
du                + st
er/sie/es   + t

wir              + en
ihr               + t
sie/Sie      + en
ich mache
du machst
er/sie/es macht

wir machen
ihr macht
sie/Sie machen

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

An die Arbeit!
An die Arbeit:

Was?     Aufgaben 15, 16, 17 en 18 auf Seiten 66, 67
Wie?      Online: K. Zukunft - E: Grammatik: 
Hilfe?     Seite 67
Zeit?       20 Minuten
Fertig?   woordenlijst H. 4, 5, 6 of de modale werkwoorden                        op StudyGo oefenen






Slide 21 - Slide

Huiswerk
HAUSAUFGABEN:


machen:
Aufgaben 15, 16, 17 en 18 auf Seiten 66, 67
Online: K. Zukunft - G: Grammatik: 

Leren: StudyGo woorden H 3, 4, 5 en 6 
                
           





Slide 22 - Slide

Heb ik de leerdoelen behaald?
  • Kan ik / ken ik....

  • .... de betekenissen van het hulpwerkwoord 'werden'?
  • .... het hulpwerkwoord 'werden' vervoegen in de tegenwoordige tijd?
  • .... het hulpwerkwoord 'werden' gebruiken in een zin?

Slide 23 - Slide

Abschluss
Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af
  • na mijn startsignaal: inpakken
  • zitten blijven tot de bel gaat- stil

  • dan: klaar :)

Slide 24 - Slide



Danke für eure Aufmerksamkeit.

Bis nächstes Mal!


Slide 25 - Slide

Guten Tag
Wie geht es euch?

Slide 26 - Slide


  • jas uit, pet/muts/capuchon af
  • oortjes uit
  • laptop/boek/schrift/pen op tafel

Slide 27 - Slide

Was machen wir heute?



  • Hören und Sehen:   Neuneinhalb

Slide 28 - Slide

Leerdoelen 
Ik kan....
  • .... een Duitstalig filmpje verstaan  en begrijpen;
  • .... vragen beantwoorden over het filmpje.

Slide 29 - Slide

Leben in einer Großfamilie

Je gaat zo een filmpje kijken of het leven in een Großfamilie.
Let goed op! Tussendoor worden er namelijk vragen gesteld. 

Slide 30 - Slide

Wat is volgens jou de vertaling van "Großfamilie"?
A
grote familie
B
groot gezin

Slide 31 - Quiz

12

Slide 32 - Video

Hoeveel kinderen heeft deze familie?
(schrijf een getal)

Slide 33 - Open question

Hoe oud is Annika?
(schrijf een getal)

Slide 34 - Open question

Hoeveel kinderen heeft een gemiddeld gezin in Duitsland?
(schrijf een getal)

Slide 35 - Open question

welke uitdaging gaat de presentatrice aan?

Slide 36 - Open question

Vertaling van "ontbijttafel"=

Slide 37 - Open question

Waarvoor is deze laatste grote zus verantwoordelijk?
A
kinderen naar Kindergarten brengen
B
kinderen vermaken
C
broodjes voor de kleintjes smeren
D
de kleine kinderen overhoren

Slide 38 - Quiz

Welk antwoord geeft de moeder op de vraag:
"Je bent de hele dag toch super druk!?"
A
ja dat klopt, ik ben alleen maar aan het koken
B
ja dat klopt, ik moet alles voor de kinderen doen
C
het valt wel mee, de kinderen worden snel zelfstandig
D
het valt wel mee, ze zitten allemaal op school

Slide 39 - Quiz

Hoeveel bakplaten pizza eet dit gezin?
(schrijf een getal)

Slide 40 - Open question

De presentatrice vraagt of de meiden "auf etwas verzichten sollen".
Wat betekent dat?
A
op vakantie gaan
B
zich van dingen onthouden
C
ergens vanaf zien
D
iets missen

Slide 41 - Quiz

Waar zijn ze het over eens: wat is er leuk aan een groot gezin?
A
dat je nooit alleen bent
B
je zusjes omhelzen je
C
er is altijd iemand om te spelen
D
je grotere zussen kunnen je huiswerk maken

Slide 42 - Quiz

Tegen welke negatieve reacties loopt het gezin ook aan?

Slide 43 - Open question

Hoe voelt de presentatrice zich?

Slide 44 - Open question

Hoe groot was dit gezin ook alweer?
Schrijf een getal.

Slide 45 - Open question

Hoeveel meiden sliepen er op 1 slaapkamer?
(schrijf een getal)

Slide 46 - Open question

Wat was het grootste voordeel van een groot gezin?

Slide 47 - Open question

Wat is het grootste nadeel van het gezin?

Slide 48 - Open question

An die Arbeit!
An die Arbeit:

Was?     Modale werkwoorden leren
Wie?      Online via StudyGo 
Hilfe?     Seiten 149 und 150
Zeit?      bis zum Ende der Stunde
Fertig?   Schöne Ferien!!!






Slide 49 - Slide

Abschluss
Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af
  • na mijn startsignaal: inpakken
  • zitten blijven tot de bel gaat- stil

  • dan: klaar :)

Slide 50 - Slide



Danke für eure Aufmerksamkeit.

Bis nächstes Mal!


Slide 51 - Slide