OWK 4.4

Geweten
Waarneming
Verstand
Impulsen
Driften
ik-ideaal
1 / 18
next
Slide 1: Drag question
OnderwijskundeHBOStudiejaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

Items in this lesson

Geweten
Waarneming
Verstand
Impulsen
Driften
ik-ideaal

Slide 1 - Drag question

This item has no instructions

Leg van 1 van de dimensies van de Big 5 uit op welke manier deze zich uit bij jouw persoonlijkheid.

Slide 2 - Open question

extravert/introvert; 
inschikkelijkheid, 
zorgvuldig/onzorgvuldig, 
emotioneel stabiel/instabiel 
openheid
Niet durven experimenteren omdat dit angst oproept om te falen, met bijbehorende schuldgevoelens.
A
werkverlamming
B
autoriteitsverwarring
C
rolfixatie
D
verwarring van waarden

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Als beginnend docent geen grenzen durven stellen aan orde. Tegen je WPBer doe je de onrust af al werkrust.
A
werkverlamming
B
autoriteitsverwarring
C
rolfixatie
D
verwarring van waarden

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

intelligentie

Slide 5 - Mind map

This item has no instructions

intelligentie
“Het leren van ervaringen, het opnemen en op een juiste manier toepassen van het geleerde in nieuwe situaties en de snelheid waarmee een probleem wordt opgelost.

 

Waarom staan we er bij stil? Intelligentie levert een belangrijke bijdrage aan de identiteitsontwikkeling van de adolescent.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Video

This item has no instructions

Denkschemas (cognitieve structuur)
Assimilatie:
Het toevoegen van nieuwe elementen in bestaande structuren (inpassen in een systeem). 
Accommodatie:
Nieuwe ervaringen en kennis wijzigen de aanwezige kennis- en denkstructuur (aanpassen van een systeem) 

Slide 8 - Slide

(Van der Wal & De Wilde, 2017, p. 144).

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Video

Symbool
symbool
In de pre- operationele fase (ongeveer 1,5 tot 7 jaar) gaan kinderen symbolen veroveren door bijvoorbeeld imitatie, tekenen en het benoemen van dingen. Symbolen zijn een manier om ons de wereld voor te stellen. Een symbool overstijgt het eenmalige en verwijst naar iets wat het zelf niet is.
Het woord ‘stoel’ representeert bijvoorbeeld alle stoelen. Het kind gaat algemene kenmerken ontdekken (Van der Wal & De Wilde, 2017, p. 141).

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld
  Vroeger kon ik mijn kleine broertje goed misleiden…
Gaf ik ‘m ooit 5 cent, als hij mij daarvoor 20 cent terug gaf.
“Doe maar”, zei ik heel gemeen, “want 5 cent is groter dan 20 cent. Dan heb je dus meer.”
Hij gaf me toen in vertrouwen zijn muntje…

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Concreet naar abstract

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Kenmerken
Equilibrium
Egocentrisme: eind ieder fase
Imaginair publiek
Persoonlijke fabel

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Video

Cognitief egocentrsme

Slide 16 - Video

persoonlijke fabel
Concreet Operationeel

Is gericht op concreet waarneembare werkelijkheid.
Baseert een oordeel alleen op de situatie die zich voordoet.
Kan werken met feiten, concrete begrippen en regels.
Kan waarneembare relaties gebruiken bij oplossingen.
Heeft praktische kennis van tijd en ruimte, maar geen begrip.


Formeel Operationeel

Kan zich richten op de niet concreet waarneembare werkelijkheid.
Baseert een oordeel op alle mogelijke situaties en combinaties hiertussen.
Kan abstracte begrippen hanteren en abstracte problemen oplossen, kan meerdere oplossingen benoemen.
Kan hypothetische relaties bedenken en nagaan of deze kloppen (stel dat…)
Kan begrippen als chronologische volgorde begrijpen.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Opdracht
1. Zoek voor een 1e jaars klas een lesinhoud;
2. Bedenk 2 manieren hoe je de leerinhoud kan aanbieden:
- aansluitend op de concreet operationele fase
- aansluitend op de formeel operationele fase
3. Pitch het voorstel. Gebruik de termen assimilatie en accommodatie.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions