Sprookje anders 2 en 3 ineen

Welkom!
Les 2 - Schrijven en spelen
Sprookje anders
Log in: 
1 / 17
next
Slide 1: Slide
DramaMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!
Les 2 - Schrijven en spelen
Sprookje anders
Log in: 

Slide 1 - Slide

Planning van vandaag:
  • Huiswerk bespreken.
  • Terugblik op de vorige les (quiz)
  • Uitleg 
  • Goed geluisterd? - Quiz
  • En aan de slag!
  • Huiswerk.

Slide 2 - Slide

Terugblik
Wat betekenen deze woorden?
- Plot
- Protagonist
- Antagonist
- Conflict
- Plotvraag

Slide 3 - Slide

Wat is een protagonist?
A
Iemand die tijdens het stuk verdwijnt
B
Het personage dat de antagonist tegenwerkt
C
Een personage dat alleen aan het einde voorkomt
D
Het personage waar het verhaal om draait

Slide 4 - Quiz

Wat is een antagonist?
A
Iemand die de personages aankondigt
B
Een ander woord voor iemand die steelt
C
Iets of iemand dat de protagonist tegenwerkt
D
Het personage waar het verhaal om draait

Slide 5 - Quiz

Wat is de plotvraag?
A
De vraag die je stelt bij een plot
B
De vraag die de lezer/kijker bezig houdt
C
De vraag waarom er een plot is
D
De moeilijkste vraag van een quiz

Slide 6 - Quiz

Vandaag ook: plotopbouw
Zonder structuur in je verhaal, kan de lezer je verhaal niet goed volgen. Jullie gaan een Sprookje Anders schrijven. 
Maar: zo'n scène moet je ook spannend en interessant zien te houden. Daarom leer je vandaag hoe je dat doet, met de: Aristotelische verhaalstructuur.
Dit heeft een bepaalde opbouw, daarom kan je de volgorde niet omdraaien of verwisselen.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Welke informatie krijg je bij de expositie (Roodkapje)?
A
Dat ze enigst kind is
B
Dat ze op het pad moet blijven
C
Dat haar oma een glutenallergie heeft
D
Dat ze gered wordt door de jager

Slide 9 - Quiz

Wat is het motorisch moment (Roodkapje)?
A
Dat ze de wolf tegen komt
B
Dat ze geen glutenvrije koekjes heeft
C
Dat ze van het pad af gaat
D
Dat de wolf doet alsof hij haar oma is

Slide 10 - Quiz

Noem 1 ding dat tijdens de ontwikkeling gebeurt (Roodkapje).

Slide 11 - Open question

Wat is de climax van het verhaal van Roodkapje?
A
Dat de wolf Roodkapje opeet
B
Dat de jager oma en Roodkapje redt
C
Dat Roodkapje van het pad af gaat
D
Dat oma Roodkapje koekjes geeft

Slide 12 - Quiz

Hoe zou je de afwikkeling in één zin opschrijven? (Roodkapje)

Slide 13 - Open question

Sprookje anders 2
Jullie hebben een start gemaakt met jullie verhaal. Dit is een sprookje dat je al kent, maar jullie maken er een nieuwe, andere versie van. In ieder geval 3 veranderingen zijn opvallend. Dit schrijf je op het werkblad Sprookje Anders 2 op Classroom. 

Bijvoorbeeld: Hans en Grietje verdwalen niet in het bos, maar in de stad of in een winkelcentrum.  

Slide 14 - Slide

Sprookje anders 3
Jullie gaan nadenken over hoe jullie het gekozen sprookje gaan veranderen (Sprookje Anders 2). Maar hoe ziet de spanningsboog (Sprookje Anders 3) van jullie verhaal er nu uit? 

Dat ga je opschrijven op het werkblad Sprookje Anders 3 op Classroom. Daarna schrijf je (verder) aan je script, die volgende les af moet zijn!

Slide 15 - Slide

Sprookje anders 2 & 3 op Classroom
  1. Lees jullie gekozen sprookje(s), het origineel.  
  2. De protagonist, antagonist, conflict en plotvraag heb je vorige week al bepaald. 
  3. Bepaal welke drie dingen je verandert aan het verhaal. Bijvoorbeeld: i.p.v. "Roodkapje loopt met een mand door het bos" --> "Roodkapje loopt met een mandje door de Albert Heijn."
  4. Geef het begin, het midden en het eind een titel. Bijvoorbeeld: Eind: De jager haalt oma en Roodkapje uit de buik van de wolf.
  5. Hoe zijn de vijf onderdelen van de Aristotelische verhaalstructuur in jullie verhaal te verdelen? Geef een titel aan iedere fase, bijv: 'Motorisch moment: Roodkapje gaat van het pad af'
  6. Script schrijven (die volgende les af moet zijn!) 

Slide 16 - Slide

Huiswerk
  1. Sprookje is gekozen
  2. Je weet welke 3 dingen je gaat veranderen
  3. Je weet de protagonist, antagonist, het conflict en plotvraag (Sprookje Anders 1 en 2 ingevuld en ingeleverd via Classroom)
  4. Je weet de expositie, het motorisch moment, ontwikkeling, climax en afwikkeling te benoemen in jullie verhaal (Sprookje Anders 3 ingevuld en ingeleverd via Classroom)
  5. Je script is af (ingeleverd via Classroom)

Slide 17 - Slide