8.3 Straling gebruiken

H8 straling
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

H8 straling

Slide 1 - Slide

Halveringstijd

De kernen van een isotoop hebben steeds 50% kans om te vervallen. Daarom werken we met een halveringstijd.


Stel de halveringstijd is 8 dagen, dan betekent dat dat na 8 dagen de helft van de stof is vervallen. 

Na 16 dagen is nog een keer de helft vervallen.

Na 24 dagen is nog een keer de helft vervallen.

Slide 2 - Slide

Halveringstijd
Dag 0 - 100 % van de stof over.
Dag 8 - 50% van de stof over.
Dag 16 - 25% van de stof over.
Dag 24 - 12,5% van de stof over.
Dag 32 - 6,25% van de stof over.

Je houdt van een radioactieve stof dus nooit 0% over.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Halveringstijd

De kernen van een isotoop hebben steeds 50% kans om te vervallen. Daarom werken we met een halveringstijd.


Stel de halveringstijd is 8 dagen, dan betekent dat dat na 8 dagen de helft van de stof is vervallen. 

Na 16 dagen is nog een keer de helft vervallen.

Na 24 dagen is nog een keer de helft vervallen.

Slide 5 - Slide

Halveringstijd
Dag 0 - 100 % van de stof over.
Dag 8 - 50% van de stof over.
Dag 16 - 25% van de stof over.
Dag 16 - 12,5% van de stof over.
Dag 16 - 6,25% van de stof over.

Je houdt van een radioactieve stof dus nooit 0% over.

Slide 6 - Slide

Een onstabiele stof heeft een halveringstijd van 3 uur.
Je hebt aan het begin 20 onstabiele kernen van die stof. Hoeveel kernen kunnen er na 3 uur nog onstabiel zijn?
A
20
B
10
C
5
D
1

Slide 7 - Quiz

Een onstabiele stof heeft een halveringstijd van 3 uur.
Je hebt aan het begin 20 onstabiele kernen van die stof. Hoeveel kernen kunnen er na 6 uur nog onstabiel zijn?
A
20
B
10
C
5
D
1

Slide 8 - Quiz

Wat is de halveringstijd van Koper-64
A
12,7 uur
B
12,7 jaar
C
24 dagen
D
24 sec

Slide 9 - Quiz

Wat is de halveringstijd van Cl-37
A
12,7 uur
B
12,7 jaar
C
24 dagen
D
0 sec

Slide 10 - Quiz

Bepaal de halveringstijd uit de grafiek.
A
5700 jaar
B
5700 dagen
C
5 dagen
D
5 jaar seconden

Slide 11 - Quiz

Bepaal de halveringstijd uit de grafiek.
A
16 dagen
B
8 dagen
C
16 seconden
D
20 seconden

Slide 12 - Quiz

Een onstabiele stof heeft een halveringstijd van 3 uur.
Je hebt aan het begin 20 onstabiele kernen van die stof. Hoeveel kernen kunnen er na 3 uur nog onstabiel zijn?
A
20
B
10
C
5
D
1

Slide 13 - Quiz

Een onstabiele stof heeft een halveringstijd van 3 uur.
Je hebt aan het begin 20 onstabiele kernen van die stof. Hoeveel kernen kunnen er na 6 uur nog onstabiel zijn?
A
20
B
10
C
5
D
1

Slide 14 - Quiz

Bepaal de halveringstijd uit de grafiek.
A
5700 jaar
B
5700 dagen
C
5 dagen
D
5 jaar seconden

Slide 15 - Quiz

Bepaal de halveringstijd uit de grafiek.
A
16 dagen
B
8 dagen
C
16 seconden
D
20 seconden

Slide 16 - Quiz

Leerdoelen deze les
Aan het eind van deze Lessonup kan je:
  • drie verschillende soorten radioactieve straling noemen.
  • het doordringend vermogen en de dracht van verschillende soorten straling opnoemen.
  • uitleggen hoe medisch onderzoek met tracers werkt.
  • uitleggen hoe kanker kan worden behandeld door van binnen- of van buiten uit te bestralen.

Slide 17 - Slide

Radioactieve straling
Radioactiviteit  heeft te maken met het verval van de atoomkern.

Er zijn verschillende soorten radioactieve straling:
Deeltjesalfa (α) en beta (β)
 Energie: gamma (γ)






Slide 18 - Slide

Doordringend vermogen
Aangezien radioactieve straling ioniserend is, is het belangrijk hoe diep de straling in een stof doordringt of hoe makkelijk de straling wordt tegen gehouden. We kijken dan naar doordringend vermogen of de dracht.
- Alfa: grote kerndeeltjes, dus klein doordringend vermogen
- Beta: kleine elektronen, dus groter doordringend vermogen
- Gamma: elektromagnetische straling, dus groot doordringend vermogen

Slide 19 - Slide

Doordringend vermogen
Gamma-straling
Alfa-straling
Beta-straling

Slide 20 - Drag question

Medisch onderzoek
1. een tracer wordt in je lichaam gespoten
2. de tracer verspreidt zich door je lichaam en komt aan bij het orgaan dat onderzocht moet worden
3. de gammastraling die de tracer uitzendt komt je lichaam uit en kan met een camera geregistreerd worden

Slide 21 - Slide

Waarom?
Tracer in lichaam laat zien waar het probleem zit.

Slide 22 - Slide

Wat is een tracer?
A
Een morfinemedicatie
B
Een slaapmedicatie
C
Een radioactieve merkstof

Slide 23 - Quiz

Bij medisch onderzoek wordt soms een tracer gebruikt.

Een goede tracer:

A
zendt alfastraling uit en heeft een kleine halfwaardetijd.
B
zendt gammastraling uit en heeft een kleine halfwaardetijd.
C
zendt alfastraling uit en heeft een grote halfwaardetijd.
D
zendt gammastraling uit en heeft een grote halfwaardetijd.

Slide 24 - Quiz

Bestralen bij tumoren
Uitwendig bestralen
Ioniserende straling maakt de 
moleculen in de tumor kapot.
De straling moet ver genoeg
indringen in het lichaam,
dit is dus gammastraling.
Patiënt na bestralen niet radioactief.

Slide 25 - Slide

Bestralen bij tumoren

Bestraling van binnenuit
Dit kan door een soort zaadje of pil.
De straling moet hoeft maar een klein stukje door het lichaam,
dit is dus alfastraling.
Patiënt na bestralen wel radioactief.

Slide 26 - Slide

Is een patiënt na bestraling van buitenaf nog radioactief?
A
Ja
B
Nee
C
Dat kan je niet weten

Slide 27 - Quiz

Na uitwendige bestraling van een tumor ben je
A
bestraald
B
besmet
C
beide
D
geen van beide

Slide 28 - Quiz

Na inwendige bestraling van een tumor ben je
A
bestraald
B
besmet
C
beide
D
geen van beide

Slide 29 - Quiz

Alfastraling voor inwendige bestraling en gammastraling voor uitwendige bestraling
A
Juist
B
Onjuist
C
Aliens

Slide 30 - Quiz

Leerdoelen deze les
Aan het eind van deze Lessonup kan je:
  • drie verschillende soorten radioactieve straling noemen.
  • het doordringend vermogen en de dracht van verschillende soorten straling opnoemen.
  • uitleggen hoe medisch onderzoek met tracers werkt.
  • uitleggen hoe kanker kan worden behandeld door van binnen- of van buiten uit te bestralen.

Slide 31 - Slide

Bedenk een vraag over de leerdoelen

Slide 32 - Mind map