4.2 Worden wie je bent lesboek bladzijdes 124 t/m 127
1 / 35
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
4.2 Worden wie je bent lesboek bladzijdes 124 t/m 127
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Je kan uitleggen hoe je wordt wie je bent door middel van cultuuroverdracht
Je kan uitleggen hoe verschillende culturen worden aangeleerd
Slide 2 - Slide
Cultuur?
Slide 3 - Slide
Cultuur
Alle waarden, normen en andere aangeleerde kenmerken die de leden van een groep of samenleving met elkaar gemeen hebben en dus als vanzelfsprekend beschouwen.
Gedragsregulerend Persoonlijkheid
LET OP! Altijd aangeleerd!
Tolerantie noodzakelijk
Slide 4 - Slide
Nature-nurture debat
Nature: nadruk op aangeboren kenmerken, bijvoorbeeld sporttalent of ritmegevoel
Nurture: de belangrijkste zaken leer je aan. Omgeving speelt een grote rol
Hoe denken jullie daarover?
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
A
Aangeboren
B
Aangeleerd
Slide 8 - Quiz
Heteroseksualiteit
A
Aangeboren
B
Aangeleerd
Slide 9 - Quiz
Een schoonheidsideaal
A
Aangeboren
B
Aangeleerd
Slide 10 - Quiz
A
Aangeboren
B
Aangeleerd
Slide 11 - Quiz
Je spreekt Nederlands
A
Aangeboren
B
Aangeleerd
Slide 12 - Quiz
Socialisatie
Het bewust of onbewust aanleren van normen, waarden en gewoonten die bij jouw groep of samenleving horen heet socialisatie
Slide 13 - Slide
Sociale instituties
Met andere woorden: waar socialiseer je?
Slide 14 - Slide
Waar vindt socialisatie plaats?
In het gezin
Op school
Door je vrienden
Op sportclubs
Op je werk
Door je geloof
Door media
Door de overheid
Slide 15 - Slide
Hoe?
Imitatie: anderen nadoen
Informatie: het overbrengen van informatie
Sociale controle: anderen die je gedrag bijsturen --> je wordt aangesproken als je iets fout doet of gecomplimenteerd als je het goed doet
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Video
Internalisatie & identiteit:
Internalisatie: Aangeleerde normen & waarden zijn vanzelfsprekend gedrag geworden --> Je denkt er niet meer bij na.
Identiteit --> de persoon die jij bent, gevormd door al je kenmerken en je ervaringen.
Slide 18 - Slide
Verschillende soorten culturen en bijbehorende rollen
Slide 19 - Slide
Masculien/mannelijk
Feminien/vrouwelijk
Slide 20 - Slide
Welke rollen eigenschappen horen volgens jullie bij iedere cultuur? 5 eigenschappen per cultuur
Slide 21 - Slide
Masculien
Werelden van mannen en vrouwen sterk gescheiden. Mannen hebben een leidende rol en zijn gericht op hun carrière
Voorbeeldlanden?
Slide 22 - Slide
Feminien
Rollen van mannen en vrouwen lopen door elkaar en lopen in elkaar over. Meer oog voor elkaar
Voorbeeldlanden?
Slide 23 - Slide
Rolpatronen/Gendernormen
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Video
Rollen:
Rolpatronen: gedrag dat we van elkaar in bepaalde situaties verwachten.
Rolbevestigend: wat bij je rol past.
Roldoorbrekend: wat je in eerste instantie niet van iemand verwacht.
Slide 28 - Slide
Roldoorbrekend gedrag of rolbevestigend?
Slide 29 - Slide
Simone de Beauvoir (1908-1986) was een Franse filosoof en schrijver die bekend staat om haar werk over feministische filosofie.
Met de uitspraak "Je wordt niet als vrouw geboren, je wordt tot vrouw gemaakt" bedoelde Simone de Beauvoir dat gender niet louter biologisch bepaald is, maar ook door culturele en sociale invloeden gevormd wordt.
Slide 30 - Slide
individualisme
versus
collectivisme
Slide 31 - Slide
Individualistische cultuur
ruimte voor persoonlijke ontwikkeling en waar individuele vrijheden voorop staan
ik vind iets, dus ik mag dit zeggen
"iktatuur"
Voorbeeldlanden?
Slide 32 - Slide
Collectivistische cultuur
er wordt rekening gehouden met groepen en men komt op voor de rechten en vrijheden van een complete groep
ruzie met één persoon = ruzie met de hele groep
Voorbeeldlanden?
Slide 33 - Slide
Verbinding masculiene/feminiene culturen en individualistische/collectivistische culturen?
Slide 34 - Slide
Huiswerk
Lezen paragraaf 4.2 Worden wie je bent, lesboek bladzijdes 124 t/m 127
Maken van paragraaf 4.2 in je digitale werkboek vraag 2,3,4,7,8,9 en 13