Lezen verwijswoorden + oefentekst

1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat ga je vandaag doen en leren?

--> Je leert wat verwijswoorden zijn en gaat dit meteen toepassen in een opdracht.
--> Je herkent hoe een tekst is opgebouwd

Slide 2 - Slide

Nieuwe theorie: Verwijswoorden
In goed opgebouwde zinnen en alinea's komen geen onnodige herhalingen voor. In plaats van eerder genoemde woorden of zinnen gebruikt de schrijver verwijswoorden. Die kunnen terugverwijzen naar een woord, een groepje woorden of een hele zin. Verwijswoorden zijn woorden als: hij, zij, dat, die en daar.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Sharon komt uit Nigeria, zij woont nu in Nederland.
Wat is hier het verwijswoord?
A
Sharon
B
woont
C
zij
D
Nederland

Slide 5 - Quiz

Sharon komt uit Nigeria, zij woont nu in Nederland.
Waar verwijst ZIJ naar?
A
Sharon
B
woont
C
Nigeria
D
Nederland

Slide 6 - Quiz

Vanessa komt uit Ghana, dat is een mooi land.
Wat is hier het verwijswoord?
A
Vanessa
B
Ghana
C
land
D
dat

Slide 7 - Quiz

Vanessa komt uit Ghana, dat is een mooi land.
Waar verwijst DAT naar?
A
Vanessa
B
Ghana
C
mooi
D
komt

Slide 8 - Quiz

Ik heb zin in de pauze, dan ga ik een croissant kopen.
Wat is hier het verwijswoord?
A
ik
B
dan
C
pauze
D
zin

Slide 9 - Quiz

Ik heb zin in de pauze. Dan ga ik een croissant kopen.
Waar verwijst DAN naar?
A
croissant
B
in de pauze
C
zin
D
dan

Slide 10 - Quiz

Ik heb gesport en ik heb dorst. Daarom ga ik straks wat drinken.
Wat is hier het verwijswoord?
A
Ik
B
straks
C
wat
D
daarom

Slide 11 - Quiz

Ik heb gesport en ik heb dorst. Daarom ga ik straks wat drinken.
Waar verwijst DAAROM naar?
A
dat ik dorst heb
B
gesport
C
en
D
ik

Slide 12 - Quiz

Opdracht:
Lees mee met de tekst en beantwoord de vragen:

Slide 13 - Slide

Voorspel het onderwerp van de tekst

Slide 14 - Open question

Wat voor soort tekst is dit?

Slide 15 - Open question

Wat is de bron van de tekst?

Slide 16 - Open question

Hoeveel alinea's heeft de tekst?

Slide 17 - Open question

Voor welk publiek is de tekst geschreven?

Slide 18 - Open question

Aan het werk...
lees de tekst en beantwoord de vragen.

Slide 19 - Open question