Productdoel:
Je weet hoe je werkwoorden goed moet schrijven.
Je kunt zinnen verbeteren.
Je weet wanneer je enige of enigste gebruikt.
Je weet wanneer je na of naar gebruikt.
Procesdoel:
Je kunt rustig en zelfstandig werken aan de opdrachten.
Je steekt je hand op als je iets wilt vragen of zeggen.