verbos reflexivos

¡Bienvenidos a tu clase de español!
Hoy es jueves, el 6 de diciembre de 2018.
¡Hola, chicos!
Yo soy José y ellos son mis amigos, Rosa María, Bernardo y Javier. Somos músicos y vivimos en Galicia. 
Galicia está en el noreste de España. Rosa María y yo tenemos una gaita.  ¿Sabes qué es una gaita?
1 / 19
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

¡Bienvenidos a tu clase de español!
Hoy es jueves, el 6 de diciembre de 2018.
¡Hola, chicos!
Yo soy José y ellos son mis amigos, Rosa María, Bernardo y Javier. Somos músicos y vivimos en Galicia. 
Galicia está en el noreste de España. Rosa María y yo tenemos una gaita.  ¿Sabes qué es una gaita?

Slide 1 - Slide

Los objetivos de esta clase.
(De doelen van deze les)
Jullie gaan herhalen:
Het werkwoord SER, werkwoorden die eindigen op AR, ER en IR, LLamarse

Daarbij gaan jullie maken:
Opdrachten uit de Diagnostische toets bij hoofdstuk 1.  (Paso Adelante Werkboek pag 28-30)

Slide 2 - Slide

Hacer (= maken): WB Bron A página 33-34, ejercicios 1 hasta 4 , Uit gele boekje boekje Uni.2: A+B (klemtoon) pag 24

Estudiar (=leren):- Vocabulario : WB p.55 2.1 (N-S) + aanvullende werkwoorden 1-15 (NL-SP én SP -NL) ( dit laatste is herhaling dus als het goed is wordt dat steeds makkelijker...


IK GA HW CHECKEN  TIJDENS  ZELFSTANDIG WERKEN EN ROEP JE BIJ ME.




Los deberes
Wat moest je voor deze les hebben gedaan?

Slide 3 - Slide

vivir
trabajar
lejos
el centro comercial
a la derecha
todo recto
a la izquierda
el número
¡Qué pena!
cerca (de)
wonen, leven
werken
ver
het winkelcentrum
naar rechts, aan de rechterkant
rechtdoor
naar links , aan de linkerkant
het nummer
Wat jammer!
dichtbij

Slide 4 - Drag question

decir
A
zeggen
B
praten

Slide 5 - Quiz

Dar
A
kunnen
B
geven

Slide 6 - Quiz

comer
A
eten
B
drinken

Slide 7 - Quiz

querer
A
willen
B
lezen

Slide 8 - Quiz

Hablar
A
praten
B
luisteren

Slide 9 - Quiz

Ir
A
gaan
B
luisteren

Slide 10 - Quiz

Hacer
A
lezen
B
doen , maken

Slide 11 - Quiz

Zelfstandig werken
A) Je krijgt een vel papier: Deel het vel in  6-en. Schrijf per deel op wat je weet over : 
1-  Persoonsvormen
2- Mannelijke en vrouwelijke woorden; waar eindigen ze op? Weet je ook uitzonderingen?
3- SER ( hoe moet je dit werkwoord ZIJN, vervoegen?
4- Llamarse
5- Regelmatige werkwoorden eindigend op AR-ER en IR
6- Hoe leer je je woordjes?

B) Bekijk met je buurman wat jullie samen weten en daarna les je de volgende pagina's van deze Lessonup presentatie. Die ga ik met jullie delen
C) Ga nu opdrachten 2 , 3, 4 en 5 maken van de D-toets ( p 28-30)
Hoe ga je de stof herhalen?

Slide 12 - Slide

Werkwoorden die in het Spaans eindigen op SE
Dit zijn werkwoorden  waarbij de persoon die de actie uitvoert tevens het onderwerp van de handeling is: 
Voorbeeld : 
Ik scheer me, jij wast je, zij maakt zichzelf op.

ejemplo: Levantarse
1) Bij het vervoegen haal je SE  van het werkwoord af
2) Dat zet je voor het werkwoord en vervoeg je met de persoonsvorm die je gebruikt in me, te, se, nos, os , se.
3)  het werkwoord Levantar, vervoeg je dan als een regelmatig -AR werkwoord.

Slide 13 - Slide



yo

él / ella /usted

nosotros/ nosotras

vosotros/ vosotras

ellos/ellas / ustedes



me    llamo   (ik heet)

te      llamas ( jij heet)

se     llama   (hij/ zij/ u heet) 

nos  llamamos (wij heten)

os     llamáis (jullie heten)

se     llaman (zij heten)




Llamarse = heten
LET OP! Als je dit werkwoord vervoegd moet je SE meevervoegen als:
 me, te, se, nos, os, seJe mag dit niet weglaten!!! 

Slide 14 - Slide

Zet de juiste vorm van Llamarse in de volgende zinnen:

1. ¡Hola! (yo / Llamarse)_____ ____________Laura. Mi familia ( nosotros/Llamarse)____ __________ García.
2. Mi madre (ella / Llamarse) ___ _________ Carmen y mi padre (él/ Llamarse)___ ______________Ricardo.
3. Tenemos dos perros (ellos/Llamarse)___ __________ Cro y Queta
4 ¿Cómo ( tú/ Llamarse)___ _____?
5 ¿Vosotros ( Llamarse)_____ ___________ Ramiro y Marta?

Slide 15 - Open question




yo (ik)
tú (jij)
él, ella, usted (hij, zij, u)

nosotros, nosotras (wij)
vosotros, vosotras (jullie)
ellos, ellas,ustedes (zij)
SER (zijn)
persoonsvormen

soy (ik ben)
eres (jij bent)
es (hij, zij is/ u bent)(ev)

somos (wij zijn)
sois (jullie zijn)
son ( zij zijn, u bent) (mv)
vervoeging

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Link

Los deberes para la próxima clase
( het huiswerk voor de volgende les...)
11 dec: schrijf een vraag voor die  op de toets gesteld zou kunnen worden. bijv:
José y Pedro ( ellos /ser) _____  amigos.
of
Indy ( ella/ hablar)______ mucho en clase.
per mail sturen aan p.pattipeilohy@alkwin.nl

Maak de D-toetsopdrachten uit PA Werkboek , pag 28-30

18 dec :Proefwerk.

VRAGEN? MAIL of kom langs in 032.




Slide 18 - Slide

Y... ¿qué has aprendido hoy?
¿ Hay preguntas? (zijn er vragen?)

Slide 19 - Slide