Hoofdstuk 7 paragraaf 1

H7 §1
H7: geld voor de overheid.

§1: btw 

1 / 11
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H7 §1
H7: geld voor de overheid.

§1: btw 

Slide 1 - Slide

Vandaag:
Lesdoel
Uitleg 
Aan de slag

Slide 2 - Slide

Lesdoel
Aan het einde van deze les kunnen jullie uitleggen:
  • wat btw is en hoe deze toegepast wordt


Slide 3 - Slide

De consumentenprijs
  • Prijs die de consument (eindgebruiker) betaald voor product of dienst.
  • Bestaat uit BTW en de verkoopprijs.

Slide 4 - Slide

Inclusief/exclusief
  • Inclusief: er al bij in.
  • Exclusief: zonder.
  • Verkoopprijs inclusief btw: verkoopprijs en BTW samen. (dus de consumentenprijs)
  • Verkoopprijs exclusief btw: verkooprijs ZONDER btw.
  • Verkoopprijs excl. Btw is voor de winkel, btw is voor de overheid.

Slide 5 - Slide

BTW hoog en laag tarief
  • Twee tarieven: hoog en laag.
  • Hoog: 21%, is voor “luxe” producten/diensten
  • Laag: 9%, is voor belangrijke goederen.
Berekenen:
Hoog: Verkoopprijs EXCL btw / 100 * 21
Laag: Verkoopprijs EXCL btw / 100 * 9

Slide 6 - Slide

Vrij van BTW
  • Over sommige producten of diensten betaal je geen btw.
  • Dit komt omdat de overheid de prijzen hiervan zo laag mogelijk wil houden.
  • Waarom? Voor iedereen te betalen.
  • Voornamelijk medische zorg.

Slide 7 - Slide

Inkomen voor de overheid
  • Btw is voor de overheid een vorm van inkomen.
  • Dit geld gebruiken ze om ons land draaiende te houden.
  • Voorbeeld: aanleg wegen, onderhoud scholen, betalen salaris ambtenaren.

Slide 8 - Slide

Aan de slag!
  • Ga aan de slag met H7 §1
  • Zorg dat je ook de rekentrainer maakt. 
  • Klaar? Maak versterk jezelf. 
  • Je werkt voor jezelf. 
  • Je mag een rekenmachine gebruiken (geen telefoon).
  • Je werkt in stilte.










Slide 9 - Slide

Een manier is via de cloud bestanden bewaren.

Maak jij gebruik van de cloud? Leg je antwoord uit.

Slide 10 - Open question

In welke gevallen is er sprake van formele productie?
A
Je krijgt geld van je ouders voor het wassen van de auto.
B
Je krijgt salaris voor je folderwijk

Slide 11 - Quiz